Het gezeefde gedicht | Het Gezeefde Gedicht

Annemie Deraeve
Jan Van Gompel
Ivo Allewaert
Bruno Verleyen
Dorien De Vylder
Erwin Steyaert
Annemie Deckmyn
Myriam Lamaire

Annemie Deraeve

Grip

Stel zuiver belang in de dingen.
Handschoenen. Een mondmasker.
Koele vloeistof aan een kapstok in
een besloten kamer. Vergeet
nagenoeg niemand. Een benauwde
man een vrouw op kousenvoeten.
Maar tel de duidelijke druppels.
Tel de tijd die vallend in een ader dringt.
Mensen zijn mateloos.

***

Raamgedicht

Kunst kan een mokerslag zijn
die poeder maalt van donsveren
en krijtlijnen zet van vleugels.

De farizese kat flaneert voorbij
een tuintegel zuigt een donkere druppel droog
op het glas beklijft de klap als melk.

Alles wordt anders bij de denkbare dood.
De kamer is een onzichtbare kooi
het vergezicht door een glasraam verdwenen.

Jan van Gompel

Einzelgänger

Simons zwijgen spreekt alle talen.
Hij doet de dingen alleen.
De uren schikt hij naast elkaar tot
de lengte van een dag hem bevalt.

Simon dweept met mandala's.
Hij tekent zichzelf als een huis,
woont erin als een koning. In de herfst
laat hij zijn fortuin wegwaaien.

Simon gelooft in het bijbelse van bomen.
Hij heeft God niet nodig. Hij maakt zijn
vrouwen zelf, snijdt hun vormen uit hout,
legt ze aan de kant voor als de winter komt.

's Nachts bestijgt hij zijn heuveltop,
kijkt omhoog. Hij kleurt de hemel wit,
zaait zwarte sterren. Met de handen op
de rug glimlacht hij zijn kleine wereld samen.

***

timing

het had een maandag moeten zijn
met stortregen, files en de
onverwachte dood van een icoon

de nieuwe koffiezet briest uitdagend
aan mijn handen kleeft het deeg
van ongebakken croissants

een gedekte ontbijttafel weet nergens van
ik gluur door mijn dunne ongekamde haren
de voordeur open op een verdachte kier

mijn ingebeelde zonen en dochters
vertrekken zwijgend, één voor één
in de felle zon op zondagochtend

Ivo Allewaert

Hoe liefdesbrieven te verbranden zonder roetaanslag ?

jaag haar kat weg en wees blij
dat ze je niet met een kind achterliet

de achtergebleven vlooien zullen genoegen nemen
met onvolwaardig mensenbloed
het houdt ze in leven
maar ze worden er onvruchtbaar van

je moet het uitkijken
als een Italiaans familie epos
elk maffialid sterft kinderloos
een natuurlijke dood

wanneer je drie weken niet gebeten wordt
weet je het zeker

nu ben je echt alleen

***

parkwachten

we offeren onszelf de hele dag door
het volstaat dat we de ogen sluiten
en kijken naar de zon door ons eigen bloed

geeuwen is zuurstof vangen om te verbranden
zo zitten we in elkaar, altijd bezig blijven
controle is geen droom, hier kan je alles

vergeten: de ganzen die meer voedsel eisen
het kind dat huilend de broodzak laat vallen
de moeder die niet opkijkt van haar damesblad

Bruno Verleyen

IEMAND

Iemand staat nog even stil
in de voortuin na het werk.
Iemand plukt de haren van de hond
uit de zetel. Iemand haalt de wereldpers.

Iemand mikt flessen
in een bak betaalde leegte.
Iemand heeft morgen cursus koken
voor beginners. Iemand wet zijn mes.

Iemand eet met vreemden uit de pan.
Iemand ligt in de nacht. Elk mes
ontvet, wachtend op de wekker.

Iemand kijkt zich jaren later
's morgens in de spiegel aan.
Iemand blaft en haalt de krant.

***

INKIJK

Je bril inslikken. Hem heel voorzichtig verteren.
Vervolgens langzaam leren spreken.

Dan, op de blik af, de vraag stellen.
Zeg mij uit het diepst van al je glazen:

ben je zwart of ben je roze?

Dorien De Vylder

Schattenjacht

Zij ligt op haar buik in het gras,
zoekt wat prikt.

Een mier, een steen in een ring,
een waarheid.

Zij vindt een verhaal, twijfelt
of het van haar is.

Zij neemt de volle maan
en het vergrootglas erbij,

herkent rivieren en bergen,
bochten in de weg, een kasteel.

Als ze wil, kan ze op blote voeten
midden in haar bestemming staan.

Maar zij blijft roerloos liggen, tuurt
tussen grassprieten, zoekt uit

hoe er zo traag mogelijk te geraken.
Wat prikt, is niets meer dan het gras.

Erwin Steyaert

Insomnia

De nacht is een rivier die droog staat.
Uren liggen we naast onze ziekten
en komen thuis van kale reizen.

We willen de troost van een gezond lijf,
leggen onze dorst als een kei
in de bedding. We heffen het hoofd.
Zand loopt in onze keel.
De lamp werpt licht in lege putten.

Slaap, herhalen we tot onze ogen.
Ze staan als torens, wachtend
op boodschappers van goed nieuws.

***

Alzheimer

Een lichaam als een onbewoond huis.
Wanneer klopt iemand aan? Lucht de kamers?
Vult de ruimten met stappen en blikken?
Sticht wanorde in orde? Bijvoorbeeld:

kleedt zich uit, vlijt zich neer in het bed,
zegt: hier slaap ik; ik heb een naam
en een verhaal en herinneringen,
zoals een jas een voering heeft

om warm te zijn. En ik vind woorden
die van rood rood en van groen groen
maken. Zonder aarzelen leg ik
het hoofd neer, trek de dekens toe,

fluister: wees niet bang in het duister,
ik ken jou, jij woont al jaren in dit huis.

Annemie Deckmyn

erfenis

huisde ze hier, ze verlangde naar elders
verdween uit de ogen van haar broers
in hun blikken eenzelfde onwillig dier
dat doolt in de nacht, een gemis.

zij bleef de dochter, zocht in de stad altijd
de plaats van de vader, laatst was hij hier.
ze zou geen talisman erven,
geen steen om te aaien elke dag.

ook de moeder herschikt het huis niet meer
geen jas ligt klaar voor morgen.

***

jong

in een magazine kom ik haar soms tegen
gekleurd en bijgesneden, de haren wild,
lippen aan zet. de jonge versie van mezelf,
een glossy foto naast een jongensbed.

nu alles taant en ik besta bij gratie
van verzakte lichaamsdelen
draait niemand nog zijn hoofd
of fluit mij na van op een stelling.

alleen dit vreemde compliment,
een pluim voor wat je niet meer bent.
ondanks je jaren oog je jong.

Myriam Lamaire

gevangenis

je kruipt onder mijn babyhuid
woekert in mijn kinderbloed
een worm in opstandige botten

ik huiver in een groeiend huis
verstop me in schaamholtes
geheimen op verboden lippen

moederlijk zuig je me vast
drink je mijn gedachten op
snoer je het meisje in me

brok per brok hoest ik je los
bevrijd ik de gevangen woorden
gom je volgeschreven ogen uit