Geert Viaene
De queeste houdt niet op
Het begon toen we verslingerd waren
aan fopspenen met een rubbersmaak.
De tempels bevonden zich dichterbij.
Vingers graaiden naar de moederblik.
Slaap maar, hoor ik haar nog zeggen.
Met de ogen dicht voelt het tandvlees
geen verschil tussen plastic en nippel.
De zoete geur zoek je op, de warmte.
In chocolademelk met honingwentel-
teefjes vind je troost. Voor het eerst
gluren we naar vrouwentepels op tv
in De teleurgang van de waterhoek.
Het is wachten op handjesvol satijn
in de plooien in eenpersoonslakens
die je deelt met de gekke studente
die je te mannelijk vindt, een wilde.
De oncoloog ontboezemt beelden
uit je jeugd waar jij niet aan bloot-
stond, nooit wilde aan blootstaan
tot ze zei, wil jij de wonde wassen. |