Het gezeefde gedicht | Het Gezeefde Gedicht

Annemie Deckmyn
Dirk Van Boxem
Erna Schelstraete
Taco van Peijpe
Jill Marchant
Bert Struyvé
Rita Van Asch
Jaak Beckers
Jana Arns
Geert Viaene
Hans Van Miegelbeek
Astrid Dewancker
Wim Vandeleene
Job Steenhouwer


Annemie Deckmyn

huwelijksjubileum

je gooit me niet zomaar van je af als een schoen
's avonds na een zware dag. herinner je
hoe ik je perfect leek te passen. als ik nu knel
snij dan voorzichtig wat eelt van je hiel.

mijn veters snoeren soms in je vel.
liefde van jaren hardleers doch duurzaam.
we vieren vandaag op wankele zolen.
je houdt me aan, zelfs al ben ik versleten.

***

nalatenschap

een moeder hebben die vaak zegt
niet lang te zullen leven
blijkt niet van haar woord
dat valt behoorlijk tegen

toen ze besloot dat het best stopte,
geloofden we het niet en ze ging dood.
simpel als even om de hoek.
keken we alles na. het klopte.

ze liet ons een lijst laatste wenken na.
die werkten we angstvallig af
voor mocht ze zich bedenken.

Dirk Van Boxem

Badminton

Men roepe het af en zegge het voort,
Bij tent zeventien is een pluim uit de boom gevallen.
Uit een gat, of daar ooit geslagen,
Door een machtige arm aan een racket.

Je stelt je voor hoe plots doorbroken,
Het ritme van twee lijven stokt,
Die pluim aan ei verkleven,
Smash, en set.

Op dit terrein zijn we eerlijk,
Speuren naar billen waar de pluim in past.
En roepen het af en zeggen het voort,
Bij tent zeventien is een pluim geplant.

***

De zwaan

In de fabriekshal waar God aan het leven knutselt,
Staan ze op een rij.
Een dozijn prototypes van wat zou kunnen worden,
De zwaan.

Sommige kregen de kleuren van een papegaai,
andere hebben streepjes
(God vindt de zebra zeer geslaagd).

Een paar hebben er trappers en een ketting,
Te betalen per half uur.
De rest heeft vleugels en een nek,
Die je nog kan breken, een half leven later.

Aan tafel zit Hij met zijn assistenten.
De discussie verloopt niet sereen en de knopen zijn lastig.
Wit van ver, zo begint het zeker, maar dan.
Een herinnering, of toch maar een souvenir?

Erna Schelstraete

De minnares

de kamer vol fluisterend geluid raakt mijn hals aan,
steekt stil een mes in de welving van mijn rug

ik kijk niet om, schouders en nek gestrekt naar
niets dan luisteren. ik weet hem op het bed, hij slaapt

zijn masker nog plooibaar tot de kou voor altijd
zijn rimpels schildert. ik moet weggaan, nu,

ik moet blijven, zijn ogen nóg eens sluiten, zijn baard
kammen, de paternoster uit zijn handen rukken,

zelfs het niet gezegde gebed verpletteren tot niets
overblijft van wat als een deken over de leugens ligt

maar ik ga, kijk niet om, vul mijn ogen
voor altijd met ons verleden

Taco van Peijpe

TABULA RASA

Een horde mollen woelde door mijn brein
vrat zwarte algebra grammatica
latijn vermaledijde paradigma's
alles wat er niet meer hoeft te zijn.

onder holle woorden bleek papier
nu weet ik weer hoe boeken vroeger roken

zoethout wortelt tussen lege regels
in de marge bloeien brem en wederik

Jill Marchant

Water na de wijn

we worden wakker
in een krater
heeft iemand mij geroepen?

waarom roepen we zelfs naar honden
ik wil zonder
koord rond mijn hals naar je toe komen.

we liggen op elkaars hart we liggen op elkaar
op elkaars maag
tot we terug op onze benen staan.

we proberen elkaar te lezen
we zijn ergens gestopt met een fout te maken
het is achter de rug wanneer we ons omdraaien.

we zijn jong zonder het te weten
de toekomstmuziek vergeten
we vallen als we te lang op één been diepvriesmaaltijden eten.

's nachts waden we bloot door onze huizen
op zoek naar water na de wijn
we zijn geen indianen meer.

**

Hoe schrijven: niets

dat ze de kamer binnenkomt
en dat ze zich aan de keukentafel zet
hoe ze dat in een boek doen, zo
eenvoudig kan ik het niet

kan jij het, leven?
met die stilte
met enkel het gebeuren van dingen
hoe schrijven: alles

hoe schrijven: niets
ik wil vergeten
dat ik kan spreken
een moment veelzeggend beleven

er liggen woorden op de grond
woorden die vallen
tussen ons
nu wij elkaar krijgen

krijgen wij elkaars woorden
klein
tot we stil zijn
tot enkel het gebeuren van dingen

Bert Struyvé

Zonder titel

ik dronk wijn uit zee
per karaf
en at vis in glas
met olie

ik struikelde op slippers over het strand
en ik smeerde golven in mijn ogen
tegen zonnebrand

soms
is mijn wereldzee een tombola
de maan de sterren het eind
zeg het me maar na

***

Van huis

Zie ze scharrelen langs de monding,
van water, lucht en vaste land
Ze sprokkelen vissen, krabben, wier.

Ze willen het liefst alles hangen in de wind,
nieuw behangen, maar nergens is een lijn
in de delta van de rivier.

Ze kijken naar al die vrije vogels,
die uitgelaten zwaaien en in patronen duiken.
Zij hebben hun draai ergens gevonden.

Straks zoek je zelf beschutting
ver van en ga je op in iedereen.
Maar eerst

zal ik je schetsen, zacht
met houtskool en geen strakke potloodlijn;
de grens is vaag
en de lucht is aan het uitharden.

 

Rita Van Asch

Te vroeg

Je liet een gezicht na, een woord, een plek
met as, een teil met zomerzaden, een glas
dat nog een afdronk droeg.

Onder de boom lag al weken de ladder
Je zou de laatste appels plukken, een schreeuw
nam de greep uit je hand, gebroken houvast.

Wind blies de kruinen leeg. Beelden zochten
een plek om te wonen. Ik zocht naar taal
en tonen als iemand naar je vroeg.

Jaak Beckers

Alleen een kam

's Nachts is er geen slaap
er is alleen jij

In de nacht leven de wonderen van de wereld
gemakkelijke retoriek, eenvoudig als
het strand
waar golven sterven
tussen levende krabben

In de nacht is er grootsheid, tragisch soms,
in wouden met teveel bomen
en verborgen feeën
die zich in grachten
verstoppen

's Nachts is er geen slaap
enkel wakkere dromen

In de nacht bestaat de nutteloze rilling
bij het betasten van die houten, lege zetel
en gebloemde klederen
los uitgegooid
over de vloer verspreid

's Nachts is er geen slaap
en in de gekantelde maan
rest alleen een kam
met haren in.

Jana Arns

Rohingya*

Zij trekken baantjes
in een bad zonder chloor.
Hun vlot drijft op lege magen.

Aan de watertafel, geen spijs.
Er zwemmen enkel graten in zee.

Vrouwen vechten om geen plek,
illusies vallen overboord

en wanneer het onmetelijke
toch een eiland wordt,

trekken redders geen kinderen,
maar munitie.

Hoofddoek wordt duikpak.
De stad, gezonken.

(*vluchtelingen uit Myanmar die terug de zee werden ingestuurd).

Geert Viaene

Geen dromen zonder doornen

Het duister duldt geen tegenspraak,
trekt de dolfijngrijze gordijnen dicht
die de zoon omhelzen in zijn slaap.

Vredig schudt de waan hem wakker.
Naast hem steunt zijn dode moeder
op een bed van basaltzwarte rozen.

Als zij op haar tenen staat raakt zij
moeiteloos de frêle wolken, streelt
haar ijle, doorzichtige vingertoppen

over de kleine parels op zijn hoofd.
Koud zweet breekt hem uit. Overal
zweven bloeddoorlopen ogen rond

waarin de winter zichzelf beloftevol
vertakt, verandert, met het licht vult
dat de nacht in de dagen meandert.

Hans Van Miegelbeek

Textiel

De laatste Vlaamse wever
houdt zijn hoofd in zijn handen,
loopt onder het gescheurde dak.

Werktuigen stromen weg op bootjes
naar de zoete glimlach van Azië.
Werkorders en zorgen varen mee.

De kinderen maken er wat moois mee.
Zij moeten geen Sint en kennen
enkel door spleten het zonlicht.

Door de mist van het vergeten fatsoen
varen de boten op naar het mollige Westen
vol met kleren. Kindersporen afgestoft.

Alleen nog een restantje
deert ons in het dragen.

***

De eenzame dichter

Armen van papier, benen van karton.
Een metalen scherper als hoofd
om het potlood puntig te houden,
Een kaft tegen de regen.

Na de eenzame uren kruipt hij, sluipt hij
naar de kampvuren van de gezellige mensen,
maar houdt afstand van het vuur
dat tot stof maakt.

Maar het fijnste stof,
bekomen door dat andere vuur,
vliegt en slingert over dorpen en pleinen,
steden en steppen,

nog lang na verbranden.

Astrid Dewancker

De golfer en de links*

Tussen langgerekte zandruggen,
begroeid met zwaaiend helmgras,
een snipper Noordzee.

In haar groene heerlijkheid schenkt
de golfbaan zich in bloot aan de golfer:
gemaaid gazon of ongetemd bos.

Als een liggend naaktmodel neemt£
de links de golfer in haar macht.
Ze is als een minnares altijd ter beschikking.

Haar lusten prikkelt hij met woorden
waarop zij verslingerd is : drive, birdie,
eagle, wedge of wood.
Hole in one ongenaakbaar.

Wanneer de golfer vloekend zijn pet
weggooit, hout en ijzer naast zich dumpt,
laat zij hem. Hij komt altijd bij haar terug.
Van nest en veren geen sprake.

* links : golfbaan aan zee in de duinen.
de links van de Royal Ostend Golf Club,De Haan aan Zee.

Wim Vandeleene

EEN VISUM NAAR ELDORADO

in de wachtzaal van de ambassade
de chaos van een menigte een kluwen dat beweegt
ploegen met ellebogen wringen met heupen

hoeveel kan hier bijeen?

een kudde in de lift
een zwerm in de kooi van de kanarie
een school in de bokaal van de goudvis

dringen naar het enige loket£
tot wie daar valt? een man met krukken
botten breken onder laarzen

achter het loket geeuwt een suffe engel
de huig trilt speekseldraad aan de kin
klauwen naar kragen sleuren aan mouwen

waar is de eerste klant?
wie het loket haalt haalt men neer

de schicht van een dolk
in de hoek een kettingzaag£
een vuist kraakt een kaak

dit is de wachtzaal van de nood en de hoop

nagelbijten kan later nog

voor dit visum wil men vechten tot men vergrijst
en de nooduitgang is een brandkast zonder sleutel

Job Steenhouwer

Alleenzijn

Omstroomt mij het leven in teugen,
bladert herfst langs, terwijl ik jou
en anderen navoel. Wellicht verstand

te boven maar gevoel te ver afgedreven,
geen noodlot maar realisme. Ontgroeid
raak ik het kindschap voorbij,

koester eigen zinnigheid als schat.
Dorst ik naar drift? Misschien drijft
mijn dorst mij, maar drift? Ik twijfel

veel, het is mijn wreedste wapen.
Het mes om kracht te ervaren tijdens
een eenzaam zelfvermaak met bier.