JANUARI 2017

Wim Vandeleene
Ludo Bleys
Astrid Arns
Bert Struyvé
Clovis Hopman
Wim Vandeleene + Tania Verhelst
Gust van Camp
Marieke Maerevoet
Taco van Peijpe
Stijn Viaene
Rita van Asch

Wegens vakantie werd de zeef al samengesteld op 23 december, latere inzendingen komen in aanmerking voor februari.

Wim Vandeleene

OPRECHT



als het niet moet, dan liever zonder.
de leugen lekt snel en loopt als vuur,
likt aan ons. spreidt roet over het vel.

de schijn vraagt om de glans van vernis
en olie voor het grote toestel dat ons bijeen houdt,
voor de tandwielen van het menselijk verkeer.

we wisselen graag van masker,
knippen en plakken in het verhaal,
hechten een bloem aan het portret
of pletten er onze kauwgom in.

te oprecht ben ik de schietschijf
maar op het feest na een fles wijn
of in de gang waar de muren dover zijn
worden we loslippiger en welt er soms iets.
je zou het ‘waar’ en ‘wreed’ kunnen noemen.

dan pers ik de lippen opeen.
de leugen gist in mijn krop.


Ludo Bleys

jaaroverzicht


de dingen tonen hun tanden
kermiskoppen met lood in hun bek
schiet op de pianist, trefzeker en met scherp
god zit aan de toetsen

het  doet er niet toe
of ik dit vertel in proza of kwatrijnen
of ik roep of beter zwijg
met dit plot valt niets te rijmen

al jaag ik mijn paard in de dode diepte
bevrijd ik mij van het hoogste goed
de kloof op dit forum is niet te dichten
met een ruwe schaduwvoeg



anker


voor anker gaan is sneller
gedaan dan bedacht   
de kabel rolt uit, een repeteergeweer
de haak trekt zich vast in het slib
bezonken bodems worden omgewoeld
de leiband dwingt het schip

lomer loopt het lichten  
het vaartuig slokt de schakels op
de ketting is niet stuk
banden worden niet verbroken
een ligplaats  ingeruild

met alle kluisters aan boord

 

Astrid Arns 

Kind



Je loopt op een lijn op het strand en de wind wist je uit.
Onder je jas je krimpende huid.
De tijd komt tot stilstand op de golven.

Je hurkt op het bevroren zand en wacht.
De grond verdraagt maar moeizaam je gewicht .
Je ziet  een schip dat schuim trekt in het water dat zo gulzig is.

Je proeft het zout in de vochtige lucht en denkt terug
aan het kind op je heup.
Net geen zomer en zij zingt voor zeilers en matrozen.

Ze lacht van oor tot oor terwijl jij rondvliegt als een adelaar.
Kort het geluid van sneeuw, de kleine stappen van haar voeten.



Niets is ooit voorbij of stil

 

Bert Struyvé

De vredesfotograaf

hoe de zon zachtjes pruttelt
nog wat prevelt met lange schaduwen
meer voor zichzelf dan voor anderen

hoe elke oneffenheid op de foto zichtbaar wordt
zo zonder muren en plafond
zoals een witte reiger zicht heeft door zijn nek
te rekken en met stramme knieën

geen stap te ver wil doen voor een beweeglijke school
geen stap te ver voorbij dubbelhard prikkeldraad

zo knelt de kartelrand van het landschap
hoewel
het is maar hoe de zon zich instelt
 

Clovis Hopman

Woordenwind

Het ritme ligt hier al in vaste lijnen
lijm op dit papier, een spinnenweb
waar klank aan kleeft, bij het beginnen heb
ik geen idee wat geruisloos moet verdwijnen

en welk belendend woord in het residu
na schrappen zal beklijven. Mocht ik smachten
naar empathisch voelen of gedachten
delen, rijm misleidt mij dan naar u –

bochten dwingen tot onstuimig zwichten:
u wist niet aan te hechten en verdween.
Dit lied ik, wil het niet, het drong
zich op, zelfs de gaten moet ik dichten.
Ik stop zonder dat ik weet waarheen
de woorden waaien die ik niet bedwong.




Bestemming

Dans en melodie maar zonder bladmuziek,
geen choreografie of sturing van een plot
aan het publiek dat sporen zoekt, rond de deuren
dromt of daar als rook uit ijlt, het denkt gejaagd

aan tijd terwijl de tijd verstrijkt. Omdat zij
niet weten wie zij zijn valt niemand uit zijn rol,
de massa vormt een ongekozen samenhang waarbij de som
van rennen missen vloeken kussen een harmonisch deinen vormt.

Omlijst als op een schilderij verschijnt een vreemde man
die daar niet hoort te zijn, een dissonant, zwevend en onvast
getekend staart hij daar verbaasd. Geen deel
van het geheel maar in de maalstroom van het haasten
om mij heen een enkeling. Zo onbevattelijk wil ik zijn
maar ik weifel veel te lang, tot hij niet in beweging komt
maar wel verdwijnt en ik achterblijf op het perron.


Wim Vandeleene + Tania Verhelst



















Gust van Camp 


Beeld van Jef Blancke

De valiesman

Toen wilde hij terug
naar vroeger
zijn jaren dichtgeknoopt

een handelsreiziger in weemoed

zijn dromen waren moe
en de herinneringen aan z'n niet gestelde daden
zaten in de weg

alsof het barricades waren

spijt blonk als glad ijs
over de weg

alleen vergezeld van zijn valiezen
leek hij nog op een weldenkende heer.

 

Marieke Maerevoet 

krachtmeting

’s nachts hullen schaduwen zich in slangenhuid
en vogelveren. ze komen dichter maar nooit helemaal.
wij vallen niet samen,  grenzen zelfs niet aan elkaar.

als ze ’s morgens nog van geen ophouden weten,
zet ik schijnwerpers af, trek mijn voelhorens in,
wrijf mijn voorhoofd glad, zet me schrap.


verboden blues

hoeveel keer nu al schud ik de laatste zandkorrels
uit zomerschoenen, leer ik van de herfst dat
ook schitterend  vuur moet doven.

hoeveel eeuwen reeds schuilen adders onder rotsen,
graven marters holen. hoelang al jaagt de leeuw
op het hertenkalf, aast de gier op dode prooien.

vanaf welke dag  bedenken wij pijlen, harpoenen,
bogen, slijpen we weerhaken aan woorden,
leren we kinderen met stenen gooien.

in de lente landen weer vogels in de kruinen
van populieren en berkenbomen. even buigen
de takken door. wij komen de kou niet te boven.

 

Taco van Peijpe 

ONS ERFDEEL
(vrij naar Rilke)

De tijd was daar. Toen woelde de rivier
de wortels los en onze stammen dreven
uit de schaduw naar het leven hier.

Wij dachten dat de tijd een land zou zijn
om blijvend in te wonen. We vergaten
dat ons geen vaste grond is nagelaten,
alleen dit trage water van de Rijn.

De huizen die wij bouwden staan niet meer.
Gewonnen slagen bleken nederlagen
en onze ouders zwijgen als wij vragen.
Waar vinden wij de holle bomen weer
die ons op deze stromen kunnen dragen.

NABIJHEID

Binnen is het stil.
Een schaduw maakt
seringen op de muur.
Herinnering is in de vloer,
verwachting in het raam.

Geluiden uit de tuin.
Daar buiten raakt een hark
de wolken binnen mijn bereik.

Stijn Viaene

Poetsvrouw

het verschil tussen vieren en rouwen
is door de poetsvrouw niet te ontwaren
aan de hoeveelheid lege flessen
of aan de manier van wankelen
maar ligt in de leegte
die ze achterlaten
en de zakken vol statiegeld
alleen voor mij bestemd

misschien moeten we tussen al dat poetsen eens praten

 

Strandgedachte

Het kwam als uit het niets in me op,
dat ik wellicht nooit je naam in de sneeuw,

in mijn ligstoel met zicht op de Middellandse zee bestudeer ik het strand,
als om te wennen aan de idee,

zou het dan toch?
Waarschijnlijk niet, nee

of zoals mijn grootvader de tuinder zei,
zomers zijn kort of lang
maar de winter komt
al de rest heeft geen belang


Rita van Asch

Slaap

Ik zie je tuin vol asters
kruinen laten hun zomers gaan
ik vind een lichtplek in je haar
en onder je hoofd je hand
als een schaal van huid

je hemd laat zien dat er nog adem is

op je lippen ligt nog jeugd
je hoofd weet van een lang bestaan
een haar op je mouw laat ik rusten
je kent geen tijd nu. Ik doof de koralen
geen stem die adem zegt.

Ik wacht op een vloed van gedachten