Het gezeefde gedicht | Het Gezeefde Gedicht


DECEMBER 2017

Ludo Bleys
Piet Deryckere
Robin Hutse
Jan De Bruyn
Bert Struyvé
Taco van Peijpe
Toon Dekeukeleire
Sandra Roobaert
Gust van Camp
Frie J. Jacobs

Ludo Bleys

reminiscentie

als de nacht je vermaalt met zijn lange zwarte
tanden, de rook van het slagveld je toewaait
tot de kinderstemmen je komen bevrijden,
denk dan aan de hand die er altijd was

als de zon mee aanschuift aan het ontbijt,
maak geen oogcontact, raak haar niet.
zij kwam van ver, zij kent geen tijd.
herdenk hoe warm het was die laatste zomer

als rumoer je pad kruist en niet meer wijkt
loop dan recht voor je uit, hou gelijke tred,
de verte in het vizier. herinner je voorgoed
hoe de wind tussen de zerken speelde


Piet Deryckere

Vierwoudstedenmeer
 
de laatste boot gleed over het meer
iets na achten, maar dan precies
nam de rechte weg naar de overkant
meerde aan binnen de tijd
Zwitsers geloofden
in de rechte lijn met cijfers
in de draagkracht van het meer
lag hun grootste zekerheid
iedereen stapte uit
hun krant bleef liggen
waaide open tot het midden
met een foto van de zee
vol rommel die bovendrijft
en opnieuw de lijken.

Robin Hutse

(2/2 salonminnaar)

Ik beheers de taal niet
waarin hij je aansprak, dus zakte ik met twee voeten vooruit
door het ijs van dat gesprek
(er zwom en joeg zoveel onder het oppervlak);
Toen je zei het vanavond liever bij bruiswater te houden -

De stad bleek onbegaanbaar
Een verzameling objecten en leegtes volgens parameters niet te vatten
We verdwaalden in een straat die we al jaren kennen

Terug op het donkere appartement
vulden we de ruimte niet, zo mager waren we
De stilte scheurde toen ik me maar aan de afwas wijdde,
scheurde verder tot de lege oksel van de ochtend
De nacht liet ons een lome, pikzwarte kat.

 

Jan De Bruyn

beaufort

Wat hier thuishoort
is donker nat zand dat aan je voeten blijft kleven
en met geen handvleugel van je hielen is te vegen

en ja heerlijk de zekere geur van de zee

bruisend blaasjeswier en kingsize meeuwen
die als pronkstukken in het tegenlicht figureren
oesterkleurig de branding en het blauwe
basalt onder een helse hemel

je ziet het en zo hoort het ook zelfs de liefde
kraakt en zucht als piepschuim
en wanneer tenslotte de eerste tranen aanrollen
en hoezo sophia niet kan kiezen

weet je dat er is geen houden meer aan is
van de weeromstuit wordt haastig overlegd
of we deze zomer afbreken

maar de wind overstemt
dit alles

 

bluezy

Ik zag hem gister voor het eerst
een eland galoppeerde door de straten

met blonde haren en een ketting aan zijn been
de ketting slopend de kogel loodzwaar

het gerinkel vrolijk maar indringend
als het zingen van krekels

een eland met een bluezy vacht gevolgd
door een gillende menigte

onvergetelijk was de geur van dennenhout toen het stil
en eindeloos begon te regenen

zwaluwen en mezen werden met huifjes afgedekt
deuren en luiken tot zeepkisten verspijkerd

de heilige zomerspelen
afgelast


Bert Struyvé

De vluchtdrempel

Hoe je de lege weekendtas op de band zette
zag verdwijnen in het gat achter de zwarte lamellen

Hoe de beveiliger opveerde en inzoomde
terwijl je al genoeg had aan jezelf
misschien wel boven het toegestane gewicht
maar reizen zonder tas zou maar argwaan wekken

Hoe je scherp werd verzocht je hoofd leeg te maken
alles te deponeren in de daartoe bestemde bakken
alles over niet eerder genomen stappen
alle bagage die een geblutste huid onbewust vergeet

Hoe je op kousenvoeten de detectie overleefde
je schoenen zocht, de moed van jaren bijeenraapte
de laatste mentale meters onder je voeten

weg zag schuiven
de laatste gang naar een nieuwe huid
glad en licht als aluminium


Taco van Peijpe

WAT MEE MOET

Het had de hele nacht gewaaid,
ik had het niet verstaan. Ik zou
op reis maar had nog niet gepakt
en wist niet waar te gaan.

Wat moest er mee?

Laarzen dacht ik voor de sneeuw,
op diepe wateren een boot,
in vreemde taal een woordenboek.

De laarzen waren me te zwaar
de boot te groot. Ik koos
het boek en ging op weg.

Toen de sneeuw kwam vond ik troost
in droge woorden. Toen het water
diep was vouwde ik een boot en
stak van wal.

Met lege handen
kwam ik aan bij onbekenden,
hoorde daar een nieuwe taal.

 

Toon Dekeukeleire

Bloedappelsien

Zo begint het: bodyscan met focus op haar buik.
Druif met ledematen in een bloedappelsien.
Gynaecologen kunnen grappig zijn.

Zelfstudie goniometrie voor kinderkamers. Zo gaat dat.
Scandinavische meubels ophalen in een flagshipstore.
Je zou denken dat ook die aan huis worden geleverd.

Zo begon het: rustpauzes op voorschrift.
Gatenvezel-watteermateriaal van polyester bestuderen op de HAY-sofa.
Een vrouw zegt: er woont een Gordiaan in mij.

Een keizerlijke snede. Zo loopt het af.
Watermeloen die niet rijpen wou.
Gynaecologen kunnen grappig zijn.


Sandra Roobaert

Begin en eind

De katten, ingewijden van straatstilte, komen het eerst op.
Sommige woonkamers dragen nog gewicht van leeg theater,
in andere wordt ochtend onder lamplicht opgevoerd,
religie van ontbijtgranen, melk en moe gevit.
Daarboven rukken vogels aan de luchtgordijnen,
doek waarachter zon nog net geheim gehouden wordt,
tot zij met scherp oranje schiet
en daarna traag omzoomt met kleur na kleur.
Bijna in de coulissen schuiven auto’s langs, onhoorbaar.
Niemand regisseert, er zijn geen zitjes te verkrijgen.
De opvoering is dagelijks, gebeurt.

 

x

 

Zon haalt een scheermes van licht over de velden.
Gooit zich frontaal tegen de huizen
die van aandacht en verblinde ramen gloeien.
De lopers op het pad ademen avond en gedempt praten,
gaan straks na het douchen koken in keukens van bedampt glas.
Lege tuinen lopen vol kabouters en schemer, geen hond wil er nog zijn.
Een enkel kind weerstaat de roep van binnen,
blijft zich koude wangen springen, vochtig gras en geuren.
Het weet al zonder weten:
dat alles lang duurt, dat alles toch voorbij gaat, plots.
Tijd ruist in de bomen van de buren.
Ergens slaat een autoportier de dag dicht.


Gust van Camp

En toen vertrok ze

En bij het bladeren tussen de jaren
vond ze nog een glimlach
op de vensterbank nabij de sanseveria's

toen ze door de vroege ruiten
hem, een jongen nog, zag kersen plukken
en ze als een rode ruiker

aan haar oren hing.

Zou de warmte
tussen de deuren nu nog dezelfde zijn
de geuren en het licht

of zit er in de kieren
een geheugen dat de scheuren
lijmt tot een nieuwe mozaïek

     een trompe-l'oeil?


Frie J. Jacobs

Landschap

Het verleden heeft geen landschap,
komt zichzelf hooguit in beelden tegen

van bloemenweiden zonder geur waar
de wind met niemands haren speelt,

een kraai geluidloos een kreuk krast
in de lucht.

Landschappen zijn geen uitzicht naar
het verleden, liggen altijd en face

op de weg van de passant,
glijden vluchtig voorbij, laten soms

een indruk na, maar keren nooit
nog terug.