Bert Struyvé
Annemie Deckmyn
Jana Arns
Anke Cuijpers
Ludo Bleys
Rik Dereeper
Ingrid Strobbe
Ingeborg Haalboom
Nele Buyst
Jan Van Gompel
Job Steenhouwer
Chris Honingh
Kobe Michiels

Bert Struyvé

Beeldspraakherkenning

Naar analoge beelden kun je kijken,
zoals naar omtreklijnen van een kleuterhuis met dak,
de lijnen van een torenspits, piek of pijlpunt,
de contouren van vragende arm in gietijzer gegoten,
de gratie van een mensfiguur. Je hoeft niet te weten

wat vormen zijn, wat specifieke signalen zijn,
als bij herkenning van – noem eens wat –
een digitale koe of struik. Hoe meer van gras je ziet,
hoe meer het koe zal zijn. Een lijn is informatie-arm.

Ik zet mijn tanden vast in spraakherkenning
en voel de adem van ballet op kale pleinen,
wanneer ik tegen paleizen praat, kastelen in oost en zuid,
luchten boven stukjes gras, boven beelden. En ik lees er over,
zelfs al slaat de tegenwind de tablet uit mijn handen.

Je zit daar maar te paard met zwaard en wollen cape.
Ik kijk je aan en spreek: 'het moet wel kriebelen op je huid'.

Annemie Deckmyn

adieu

konden we het afscheid niet ontwijken,
haperen aan een geur, de steile trap?
een boek van elkaar lenen
om het later terug te brengen.
gebaren dat er geen reden is
tot innig omhelzen. het wegwuiven,
op de drempel een ramp verzinnen.
troost is een goed excuus.

dan zou je mijn arm beroeren,
me voorgaan naar binnen.

Jana Arns

A

Onze moeder staakt,
niet als onze moeder,
maar als onvermogen
het kind bij zijn naam te noemen.

Ze zoekt steun in ons geheugen
waar wij haar een gelukkig tezamen liegen.

We dobbelen met een steen in de maag
één, twee, zes keer haar leeftijd.

Wij zijn slechte verliezers;
draaiend aan een veer die het begeeft
als horlogemakers zonder tijdsbesef.

Onze moeder draagt de jaren in uitgedunde dot
die ze verft in whiskykleur
en baadt in stijfsel

A is de laatste letter van haar alfabet

***

18+

Ze fietst haar jeugd,
ons gezichtsveld,
uit.

In haar zakken
diepgevroren maaltijden
en een go-pass met 10 levens.

We zwaaien haar uit:
de verantwoordelijkheid
die onze vliezen brak,

het kind
dat alle overbruggingen maakte
die tussen ons in kwamen liggen.

Een dove telefoon is nu het anker.

Anke Cuijpers

Om de liefde

de rivier is wat kwellen wil, een weg wil langs
autowrakken en maaskeien die verboden zijn te plukken

de rivier wit mijn bloed

de rivier ijst het bloed van een vechter: op mijn linkerbeen rust de
krachttoer te staan en zo smal dat ik geen schaduw werp

de karper zwemt beschut door de rivier
en het ritme van zijn lente

het been in de lucht is mijn wapen

het hangt opgevouwen onder mijn jurk – al mijn jurken hebben de
kleur van aardappel, genoeg plek daar voor een hoofd

tussen de wakken verstomt het lichaam,
het is de koudste nacht sinds mei

in de rivier wacht ik op sneeuwval, op mannen met bomen

op ontbloeseming die de rivierhuid bedekt en
mijn aardappelrijpe gestel

maar dit is geen stroming om ingekuild te blijven
op een been dat verankerd staat tussen wrak

ik ontblootte mijn roze strofe

een graat verschijnt
open me, zegt de karper, ook ik ben steen

Ludo Bleys

direct object

waarom ligt er eeuwige sneeuw
op de lippen van een vrouw
luchtsprong boven de gletsjerspleet
felblauwe warmte, smeltende mond

nooit zoek je een duidelijk antwoord
vindt enkel een ijzige vraag
daarmee kan je levenslang verder
voorspelbaar laat je de slaap

persoonlijk wil je niet worden
bezittelijk al evenmin
meewerkend is het verlangen
meelijdend de proef op de som

Rik Dereeper

Relatiebreukbureau

Bedienden ijken koppels volgens leeftijd, slaappatronen,
libido, gewicht en vechtlust. Software screent de samen-
hang en houdbaarheid. Het stijlvolle bureau verkettert
levenslange monotogamie, doet crazy luvsites knipogen.

Flyers, naast brochures, laten tortelduifjes graag geloven
hoe verliefdheid roest. De vrijersmarkt lokt schuinslopers
als doelgroep, waar ze hippe stickers krijgen toegestopt:
het huwelijk is gruwelijk, we kleven slechts voor even.

Voor de mama's: smeer je ettertjes een nieuwe papa aan,
of andersom, als stiefmoeders het sprookje binnengaan
van vaderlief. En oma's, wegdromend bij oude rijkaards.
De relatiebreukbedienden teren soms op herfstcollecties.

***

Op gladder ijs

Hun glijtocht op elfstedensloffen (elke dag,
al jaren) toont hoe langzaam traag kan zijn.
Met heupjicht, pauzes en een steunstok
leunen zij elkaar gestaag vooruit.

Toch haalt hun ijsreis telkens kamer 45
waar een schaatspaar, ingekaderd, toekijkt
op wat volgt: hun leven wordt gedraaid
gelijk een pannenkoek, hun bips bestrooid

met poedersneeuw die amper nog beklijft.
Zoals herinneringen aan voorbije winters,
toen ze zweefden over sloten, tussen dijken.
Van hun ijzers bleven lichte sporen. Even.

Ingrid Strobbe

JULIETTE

De ochtend opent de uren,
uit slaapzalen het gewenste gedrag.

Ze zwerft door gangen
op zoek naar de dag.
Zo legt ze een zondag te rusten.

Sleept het dan weer als wekelijks
overschot achter zich aan.

Scherpt het puntje van de tong
aan liedjes, aan een grap
in de tocht van haar geheugen.

Ze vat het huisdier samen
op schoot.
Nooit gehoord dat het ademde.

Ingeborg Haalboom

Het verste vertrek

We ventileren koude schotels aan het ontbijt
klinken als vocale glazen
op een tafel, in weerwil bekleed,
met rafels aan de randen

er hangt roest in de ruimte
en een loshangende luster boven ons hoofd
op deze plek waar we ons werkelijk wanen
nam ik ooit het zoet aan

het voert niet verder
en ik verdwijn achter de voordeur
ik beweeg me buiten beeld
op deze dag in benarde omstandigheden

aan zijn echo komt geen einde

Nele Buyst

Klei

We staan met onze laarzen aan uit lood gegoten
te midden van de diepte van de dingen.
De dingen overschouwen.
Dat hadden we al eens gedaan.

De nacht komt als gewoonlijk
veel te vroeg geroepen.
We wachten op het water
dat tot aan de lippen staat en nog steeds stijgt.

Niemand hier wil nu de vakman spelen.
Er zitten grenzen aan mogelijkheden.
We zien hier en daar een lek,
maar daaraan beginnen zou ons te ver leiden.

Er zijn die angsten. Ze zijn vloeibaar, lood, en zwart.
We weten dat we ze niet kunnen gebruiken
en toch geraken we ze niet kwijt.


Grappen zijn er ook maar niet genoeg
om het vloeien te stelpen.
Andere werelden tonen zich
in krijtlijnen, maar zelfs dan.
Beginnen is onoverkomelijk.
En die angsten zitten ons als gegoten.

Job Steenhouwer

Lichte leegte

Voorbij het stof van deze week, voorbij aan jou
en aan de liefde, op zoek naar woorden in mij.
Taal glijdt langzaam als stroop van mij af.

Terwijl ik nog trager de letters in verband pas,
vind ik een rust die mij mild maakt. Ik hoef
mijn schrijven niet overdreven te schaven,

te beschaven, geen wild avontuur nodig
voor een verhaal. Ik vind druk van binnen
net alsof het mist in mij. Gist is overbodig,

woorden vallen vanzelf goed, of niet.
Terwijl ik mij zoek, en vind, of laat dwalen,
komt de vijver langzaam tot stilstand.

Chris Honingh

bewaarloon

Als geluid een mond verlaat
gaat het op reis door straten

van satijn, voorbij fluwelen
stoepen, over gebakken steen

en gevels van hout. Dan landt
het tenslotte in een grasperk

ingevolge de wet van behoud
en compassie in een tasje van

leer, niet meer door daglicht
beschenen na een vlucht door

de zomerse lucht. Verstoken
van alles verandert het geluid

in een tekst op een briefje: na
zeven uur kom ik weer terug.

Kobe Michiels

In het sneeuwtapijt schrijf ik haar naam
meermaals
ook in spiegelbeeld
het is zo vredig
als ze aan mijn voeten ligt