|
FEBRUARI 2025 |
Marc Terreur
Abel Dossche
René Turk
Simon Bossche
Goedele Firlefyn
Vince Noens
Willem Mues
Nikki Petit
Willem Bentvelzen
Ruben Dekeyzer
Sanne Raats
Cindy Van de Velde
|
Marc Terreur
drive-in
het ging ons niet om de film
maar om het niet te hoeven praten
meisjes tongen moe
de jongens het snoeven voorbij
we keken opzij of staarden
in lege blikjes naar onze geblutste binnenkant
niemand zag het aankomen
het ratelend einde van de eerste spoel
de volgende rol zou ons ontnuchteren
|
Abel Dossche
Achter gesloten deuren
Geen tak draagt nog je volle gewicht.
Zelfs een laatste dans kan niet meer.
Houterig verdunt de stam van je lichaam,
brengt geen jaarring nog een lach op het gezicht.
Dicht tegen de muur mag één proper laken
je schuwe kanten aanraken, slaap je de dag rond.
Hier zoekt het zwijgen naar zijn eigen geluid,
hoort een ontmoeting achter gesloten deuren.
Bijna ontvleesd doolt je geest door elke kamer, voelt
zich nimmer thuis, blijft vertrekkensklaar neergestreken.
|
René Turk
OVER AKKERS
twee mannen struinen met hun detectoren
op elke zondagochtend over land
ze dragen gele doppen op hun oren
hun continue zwijgen schept een band
ze dragen gele doppen op hun oren
bij elke piep doorzoeken zij het zand
al zijn ze niet als zondagskind geboren
en kwamen zij nog nimmer in de krant
al zijn ze niet als zondagskind geboren
de stapel schroot is wederom markant
ze dragen gele doppen op hun oren
hun continue zwijgen schept een band
tevreden gaan ze samen vele wegen
gelukkig is de prijs voor blik gestegen |
Simon Bossche
ONZICHTBAAR
Hij hoort het luide applaus van de regen.
Het licht is gevaarlijk dun gesponnen.
De wind waait dwars door hem heen.
Nergens is een ladder te zien.
Hij staat op de top van het gebouw
even hoog als de kranen en de banktorens.
Reclameboodschappen bewegen in de vensterramen.
De stad komt hem steeds groter voor.
Al van in het stenen tijdperk
draait de wereld rond in een onzichtbare draaikolk.
Hij weet niet wie hij morgen zal zijn.
Er is geen pad. Er is geen weg.
Boven zijn hoofd stijgt een vliegtuig.
Het geluid slaat neer op zijn lichaam.
De passagiers hunkeren naar een ver land.
Een seconde voelt hij zich bevrijd. |
Goedele Firlefyn
Hoor je mij?
Roepen helpt niet
Op tafel kloppen ook niet of rollen over de vloer
Ik donderde van de trap zonder een opening
in je burcht te slaan
Potten choco leeggegeten
liet een zwarte grijns achter op de muur
Je noemt me een duiveltje-in-een-doosje
plooit mijn kinderspel op
De bovenste schuif buiten bereik
spelregels onleesbaar
probeer ik door je pantser te snijden
val tussen de scheuren van je mond
Ik kraak geen code enkel botten |
Vince Noens
Epicentrum
Ik slaap diep in het binnenland
tussen twee aardkorsten in.
Een rat tussen bakstenen muren verscholen,
een draak die waakt over zijn schat.
Ze zullen, sneller nog dan nodig,
beginnen boren naar de olie
in het kloppende hart dat is
mijn kern, de ademende steen.
Ik geef me niet te snel gewonnen;
trots, ondergronds gebergte dat ik ben.
Geen winterslaap kan mij verdrinken,
koudwatervrees bereikt mij niet.
Opnieuw geboren kunnen worden
als de rotsvaste top die ik eertijds zou zijn:
een pas ontsproten vulkaan
waaruit het zachtjes donker bloedt.
(Geloof me als ik zeg
de redding is nabij.)
Hier zitten we dan,
veilig op de bodem van de zware steenzee.
Hoor het verre pulseren.
Boven is het claustrofobische verstand
al onder eigen puin bedolven.
Aanschouw op tijd deze nieuwe wereld
en vang voor niemand minder dan jezelf
al het brandende zonlicht op. |
Willem Mues
op weg
op het slijtende pad
van lichtkarren
en lampenwagens
ligt een eeuwig reizend lied
tussen hemel en hel
ligt alweer een horizon
met één of andere stad
in zijn vergronde handen
een bal speelt met zijn kinderen
en plots bedenk ik een naam
voor een vergeten straat
die naar overal en nergens gaat
|
Nikki Petit
Code oranje
buiten legt code oranje de ene na de andere onbuigzame
wilgenstam over zijn knie
in de woonkamer houden chrysant in pot en terrasmeubels
zich dood
op Hongaarse wijze walst de dag door de kamer
truien en mutsen zweten het laatste restje zomerbries uit
op het droogrek
ook vandaag levert een krijger mijn zorgvuldig gekozen
weekmenu
voorzichtig zeg ik hem
voorzichtig op de weg
lachend slaat hij zich op de borst
de buurvrouw tolt, gaat met haar bladblazer
de wind te lijf
code geel herverdeelt driftig papier en karton
een PMD-zak holt de straat uit |
Willem Bentvelzen
Ik droomde dat ik een grasspriet was
die boven zijn stand groeide om te kunnen
zien, en vervolgens afdaalde
om zijn broeders te zeggen
wij zijn de wei |
Ruben Dekeyzer
harmonie
harmonie houdt met stil gehouden vleugels de meeuw
in de beweging van zijn zweven tegen de wind in
uit balans de schijnbaar ongevleugelde duik
van de papegaaiduiker in een Noorse fjord,
hongerig
later dobberend in het vlak tussen ijl en nat,
opgedoken woorden in de bek
als vormden ze een brief
gewikt en gewogen zo precies
|
Sanne Raats
zingeving
je brengt het kind naar school
wandelt door het park, geniet
van fietsbelgetingel en gelach
een oude man steekt plots poëzie af
je kijkt weg maar te laat
hij heeft je herkend als een van hen
kom, zegt hij, dan gebruiken we
samen een lijntje literatuur
je volgt hem, daalt af
in de schemering van metrotunnels
de hand van de oude man glijdt in zijn hemd
ik draag de woorden op mijn huid, zegt hij
en even is er licht
je hoort het metrum van de treinen
op het parallelle spoor, wrijft
met je vingertoppen over vergane
snoepwikkels, de scherpe randen
van een vervoersbewijs
je puzzelt een zin
je staat in het park, haalt het kind
verbergt de zin in de voering van je jas
je draagt de woorden op je huid |
Cindy Van de Velde
Zijslaper
Ik wist het zeker zodra je stopte met kruisen
kerven in de kontjes van de spruiten
en je jezelf met de kuipstoel
in het vast tapijt begon te wortelen,
je op een ochtend een fles wijn omstootte
en uitstortte dat het je speet
dat ik jou onder de leden had
Ik had net vetbollen opgehangen aan de schutting bij je raam,
in een poging je met vogelbuffetten afleiding te bieden
en jij zo mogelijk minder vaak zou herhalen
dat je altijd had geloofd een kater te hebben
die Merlot zou heten en dat die kater water horen drinken
je dan tot rust zou brengen
Sindsdien draaide ik mijn rug naar je toe
Niet dat ik een zijslaper was, toch
was jij mijn zere plek geworden |