Het gezeefde gedicht | Het Gezeefde Gedicht


JANUARI 2019

Erik Nuyts
Hedwig Du Jardin
Sandra Roobaert
Wim Vandeleene
Gerard Scharn
Olivier van Eijck
Erika De Stercke

Erik Nuyts

aan de meeuwen in de lucht weet ik de boer
ik zie de sperwer in de roep van mussen

staande voor de modderholte, hoor ik
het knorren van de ever
wentelend vannacht

de hulst, slechts drie blaadjes oud, toont ook
de bloem die hij was, de rode bes
in de winter, de donkerte in de merel,
het warme wachten in de grond

de zwaluwen op de draad geuren al
naar Afrika, brandnetels in de wei
kleuren naar thee

ik kniel neer bij het spoor van een kind

 

Hedwig Du Jardin

dans

bij de gratie van zorgvuldige gebaren
danst zij haar lichaam.
het is zwaar en traag en diep.
ze borrelt er uit op zonder woorden.

haar lichaam draagt haar door de kamer
zoals de zon verglijdt langs de muren,
danst haar, aangemaand
door de tikkende klok in haar borst,
in hetzelfde heen en weer als de oceanen
waarvan ze het water in zich draagt.

haar lichaam drinkt muziek,
speelt vierhandig met haar schaduw.
er groeit een glimlach om haar mond

 

Sandra Roobaert

doelwit

als een speer in de nacht verplaats ik me
over slapende meren met verscholen vogels
maak ik mijn suizende reis
door dichte bossen vol naaldhoutduister
langs stippellijnen van stedelijkheid
verlaten parkeerterreinen met slagbomen verzegeld
tot aan ochtendgloren met eerste schaduwen
wakkere dieren en de geur van brood

iemand rekt zich uit in bed maar nog niet jij
ik scheer doorheen je laatste droom
nog even en ik arriveer met trillende schacht
explodeer ik in je vloei ik uit
in bloed en cellen

in de staart van je slaap gaat mijn naam
op je droge lippen liggen
oogluikend open je de dag
je draagt mij voortaan met je mee
versmolten projectiel onzichtbaar teken

 

Wim Vandeleene

palet van geuren

wat verdampt drijft onder neusvleugels
en nestelt zich in een holte van het geheugen.
ons laatste avondmaal dat onaangeroerd bleef,
de eerste staat van ontbinding van een verleden.
hoe ik me daarvan afkeer, opnieuw naar je sluip,
tegen de wind in, om de voorziene sprong
niet te verraden. je geuren keur ik,

ze voegen iets toe aan de smaak
van het weerzien, voorkomen dat ik gif slik.
geuren, herkenbaar uit duizenden, raken me
lichter dan vingertoppen aan. ze herinneren me
aan de roes die we rug aan rug uitsliepen.

 

***

 

nabij en blind

de huidschilfer op een tegel,
een broodkruimel in zand kan ik
scherp zien als ik afstand bewaar.
maar stap ik in je richting,

dan schuift de donkere sluier
over mijn lens, tast ik naar een stok
en tik ik de grond tot ik de goot vind.
zonder de hond die me naar jouw kant leidt
sta ik genageld aan het zebrapad.

ik hoor het verkeer dat stopt als hij gaat
en hoe hij snuffelt aan je sporen, maar, later,
zo nabij dat je adem over wimpers strijkt
val ik in het zwart van pupillen
en lees ik je lijn in braille.

 

Gerard Scharn

De smaak van vochtig bos

het laatste tuinfeest van de keizer
is voorbij de gasten afgedropen met
een kater de glazen halfvol

geen toost zo zouteloos als de woorden
van de ceremoniemeester een oud-strijder
uit een tijd die men graag wil vergeten

de keizerin danst met de generaal
de generaalse met de keizer terwijl
het dweilorkest een laatste wals probeert

Olivier van Eijck

Schaamte is om te begraven

Schaamte is om te begraven
met stenen maken we een lijk
kiezels kunnen tanden zijn
maar mens is te zacht voor graniet
schaamte is niet zacht
schaamte is om te begraven


Als in een film
dronken, in het voorlamplicht
raakt een schim de motorkap
deze man was al dood
daarom is hij zo zwaar


Leg stenen om een cirkel
te suggereren
het leven draait niet
het tolt
schaamte is om te begraven

 

Erika De Stercke

Kinderspoor

We liggen op onze rug, tellen de vogels die ons
negeren en naar bestemming vliegen.

In het gras slaapt de reus met zijn ogen open.
Hij is gezien. Zijn nek reikt voorbij alle bomen.

De papiermand heeft honger, slokt elke snipper
naar binnen. We lachen en likken aan het ijsje.

Jeugdjaren bij het sprookjesbos, hoe boos de
wolf kijkt, hoe lang een heksenvinger kan zijn.

De draak verspreidt een vriendelijk levensvuur.
Geitjes huppelen voorbij onze gekleurde haren.

Een jonge prins wuift. Samen nemen we gezwind
de stoomtrein. Tuffen naar het spookslot.