Het gezeefde gedicht | Het Gezeefde Gedicht


NOVEMBER 2025

Robert de Lange
Thomas van der Zwan
Zwaantje Storm
Sarah-Joy Koorevaar
Hannah van den Borne
Jan Van Watou
Otto Verdrongen
Tineke Bracke
Cindy Van de Velde
Maarten Bogaert
Annelies Karelse

Robert de Lange

Moderne supermarkt

de ouderdom heeft een hekje
rondom mij gezet
en chromen botten helpen
om stap voor stap
geketend opgesloten
de weg naar supermarkt toch te gaan

waar groepen die moeten
zich op hoogte van de vloer bevinden
en dure yuppenkoffie in capsules
met de mooiste pakken
op je ogen landen

de groenteman is een mummie
die nog wasemt tegen glas
hij houdt het vol
tot de uiterste gehaktdag
naast de kruidenier in zakjes

nieuwe spenen hebben zonder loeien
de koe tot kunstenaar gemaakt
waar zij haar laatste werken
als voorhoede in vitrines exposeert

dan het kassatribunaal dat wacht
in hokjes opgesteld
waar zij via digitale oogopslag
uw bekentenis zal administreren
en na toekomende afrekening
zwijgend u de vrijheid gunt

eigenlijk moet metaal nu openen
doch, het looprek raakt daar klem

een fee van zeventien ontwaakt
waarop een doorgang zwiept
en haar glimlach
een warm en kloppend hart bewijst

****

Is getekend


als de stokers komen met ketels
en de zon door hun vuursteen
getikt is geworden
hoesten zij

geprikkeld door rook van overmacht
in een maanloze nacht
waarvan het duister
is gestolen

toen in rode oker
met afdruk van zijn hand
de kleine god in zijn grot
met warme voeten
het contract plaatste
op stenen wand

staat geschreven
dat wij heen gingen
in vermenigvuldiging
tot sommen die dwalen

en nu allen
de kleine gemene deler
dreigt de hypotheekverstrekker
met beslag op ademhalen
dus betaal per omgaande
in duisternis
de termijnen

Thomas van der Zwan

De ware dichter

wanneer ik met haar door een vallei wandel en mijn hand

speels door wild gras laat glijden, een ree langs een haag-
rand zie grazen en wolken op de schouders van de wind
boven populieren westwaarts zie worden weggedragen

dan stroom ik bijna over van geluk en zou ik daar voor
altijd met haar willen blijven – maar helaas, ik heb haast:
ik moet me thuis nog wijden aan de goddelijke plicht
van de poëzie en dichten over hoe graag ik mijn hand

speels door wild gras laat glijden, een ree langs een haag-
rand zie grazen en wolken op de schouders van de wind
boven populieren westwaarts zie worden weggedragen

***

Escapade (deel 1/3)

Vlak voor de dageraad plukte je een braam,
sloop je door het slapende dorp naar mijn open
venster en fluisterde vol ongeduld mijn naam.
Het gras was nog fris, toch lag elke boerderij
lamlendig van de warmte te luieren en kropen
de kasseiwegen onder de zweep van het jaargetij.

Het licht gluurde over de bergen, rood als roest,
maar de veldhaas sliep door, volmaakt tevreden
ondanks de smaragdgroene vliegen die woest
in zijn holle oogkassen zoemden. Een waterval
stroomde golvend langs je hals naar beneden,
terwijl ik je zuchtend in het schaduwrijke dal

ontkleedde met een smachtende jongenshand.
De zon schaterlachte, kraaien scheerden over
en ploften klapwiekend neer in het boerenland.
Vanaf ons bloemenbed zagen we hoe het licht
zich voetje voor voetje terugtrok in het lover
en de verre heuvels. Je knoopte je jurk dicht.

 

Zwaantje Storm

Hemelbed

Ik moet van tijd tot tijd een woord openwurmen
hemelbed

begrip van boven de boomgrens
waarvan ik het bestaan soms vergeet

zeker voor een deel

uren blijf ik in de kromming van de klinkers liggen
landbed, losbed, mosbed

betoverd bed vol tierelantijnen
taalbed van zesentwintig letters

hoe stop je daar de hemel in?

als ik hier blijf liggen volgt zeker de dood
het moet duidelijk niet zo

dus maak ik het bed op
geef letters aan de dagen op het lege

lichtwit van gestreken lakens
dekens van mos

in de dagdagelijkse stofschijn
en vergeet.

Sarah-Joy Koorevaar (14 jaar!)

Een kind,
zo onschuldig,
zo licht,
zo vrij.
En toch verlangt het al
naar grotere schoenen,
naar stemmen die zwaarder klinken,
naar een toekomst die het nog niet begrijpt.
Een tiener reikt naar kennis,
een student naar deuren die nog gesloten zijn.
Een volwassene draagt huizen op de schouders,
een gezin snakt naar rust,
en wie rust bereikt,
kijkt heimelijk terug.
Misschien is dat de waarheid:
dat het nooit genoeg is,
dat we altijd verlangen
naar een huid die niet de onze is.

***

De bomen buigen voor de adem van de wind,
Vogels snijden sporen in de lucht,
De zon breekt rafelig door de wolken,
De zee slaat haar hartslag tegen het strand

En wij?
Wij zitten stil,
zien takken fluisteren,
horen vleugels schrijven in de lucht,
vangen licht op onze huid,
drijven mee op het ruisen van de golven.

En verder — niets.
Kijken, luisteren.
Meer is ons niet gegund.

 


Hannah van den Borne

Vijf over

Mijn schedel in duizend

De zielensnuffelaar fronst een doos pillen bij elkaar
in de hoop zo de knoop in mijn hoofd te ontwarren,
alsof ik breiwol ben
zomaar van een muts in een sjaal
terwijl ik net het schaap
kaalgeschoren in de verkeerde maand.
Opwarmen gebeurt van binnenuit, zeggen ze,
kijk maar naar de aarde.

Ze zeggen zoveel.
Dat magie in een pilletje zit
in een breinaald
in de toverstaf van de middernachtfee.
Dat het al vijf over is, lijk alleen ik te weten.
Dat pillen moordwapens
net als breinaalden
en scheermessen.

Geef me mijn vacht terug
Geef me gewoon

***

Ik stond laatst

Ik stond laatst voor een fliegelaar.
U weet wel, zo’n bekriegelaar
in funkelgroen en fluosoest.
Ik wist niet wat ik zeggen moest.

Dus liep ik door met frinke frest
want fliegelaren mijd je best.
En zeker vlak voor vlozatijd
wanneer de maan haar licht verspreidt.

Maar voor ik goed en wel kon kjerten
stond flieg met laar en al te snerten.
Nu was er geen ontkomen aan
en moest ik flieg laten begaan.

Zo komt het dat ik nu moet muulden
wat ik ooit als zwak beruulde.
Dus is het beter om voortaan
nooit voor een fliegelaar te staan.


Jan Van Watou

uitvaart

ik leg mezelf in het graf
de lijkstoet ontbreekt>

omsloten met planken
in versteven aarde

ikzelf lig ontzield
ikzelf sta in rouw

ik ken wie daar ligt
maar niet wie daar staat

het marmer schuift dicht
de droefheid drupt na

wie wandelt straks weg
nu de grond me bedekt


Otto Verdrongen

toeverlaat

dit huis bouwt op fundamenten
maar zit vol barstensvol
tot in de nok

herinneringen hangen als geesten
aan houten kapstokken
kamerplanten zijn verpot

tussen lagen verf oud zeer
onder de broodrooster
verse kruimels

de spiegel omrandt mijn blik
met schuld en bladdergoud
ik kijk weg

dit huis verroert niet
al verlaat ik het stil
voor wat nog niet bestaat

***

hoofdwond

op mijn hoofd een wond die alles samenvat
hoe dagen opstapelden wat niet in uren paste
hoe nachten wriemelden, hoe iets woekerde
dat met een klap tot mijn verstand kwam

in de regen vloeit de lange zon traag weg
alles groeit weer aan als een groene korst
schors bedekt de hersenen, haarwortels jeuken
rode vingers pulken sap van moerbeibes

voeten donderen, kletteren op ongelijke treden
net voor het hervallen zet ik me neer, ik wacht
ik wacht op niets, tijd druppelt op het raam
een kier van opluchting glipt tussen mijn lippen


Tineke Bracke

sleutelspoor

het verschuiven van nabijheid
is alsof een sleutel ineens
niet meer soepel draaien kan

je voelt nog de koelte van het metaal
het gewicht in je hand
en hoe vaak je deur na deur
opende naar warmte

nu blijft hij liggen
in de kom van je palm
of ergens achter in een la
waar je soms naar grijpt
alleen om te weten
dat hij nog bestaat

en telkens wanneer je hem aanraakt
hoor je in stilte
de echo van wat ooit
toegang gaf


Cindy Van de Velde

alsof

in de kleerkast wachten mouwen op jouw armen

kruimels die je vanmorgen nog uit je baard streek,
blijven stil op twee keukenkrukken

een lijvig notitieboek ligt dichtgeklapt op het schap
het lijkt je plannen te willen vasthouden

alleen de katten zijn gestopt jou te zoeken,
alsof ze van tevoren verstonden
wat jij zelf niet kon weten, dat je
niet meer thuis zou komen

***

rendez-vous

weer trekt ze de bedden recht,
werpt gesteven lakens
over wat matrassen onthullen,
wist sporen van lippenstift
en geheimen die niet van haar zijn

een streep zon ontbloot
wat ze al weet, hier
ruiken kamers naar natte lappen,
spreken muren schande,
zwijgt zij professioneel

ze kent deze kamers
zoals ze haar lijf kent,
de plekken waar het kraakt,
waar het ooit bloedde,
de plekken waar het stinkt

***

schurftig

ze zeggen dat iedereen je kan krijgen
dat je gangetjes graaft,
blijft plakken tegen zomen van lakens

ze zeggen dat ik me niet hoef te schamen
het zijn jouw vlekken die ik draag

en dat hoe vaak ik je ook openkrab,
je niet zomaar overgaat


Maarten Bogaert

Beproeving

De nonnen zeilen voorbij
als een zwarte vloot zonder have
of goed.

Een windstoot doet hun kappen huiven
hun monden vormen ronde baren
in hun vingers paternosters.

Vanuit de kajuit van hun habijt
worden ze gewaar hoe de wind aanstijft
rokken boldert avés verscheept
naar open zee.

Pardoes windstil – devote woorden
dwarrelen als bladeren
van hun dorre lippen.

De nonnen schommelen
als Venetiaanse gondels
hellen onwennig naar rechts

Dan opnieuw een zachte bries.
De nonnen zeilen verder.


Annelies Karelse

HEIMWEE

de ziel is onrustig
ook ’s nachts
als het lichaam ligt
zeurt de ziel
om vleugels onder andere
‘laat mij het raam uitvliegen
dan kan jij rusten bijkomen
krakkemikkig pakhuis laat mij gaan’
maar het lichaam draait zich om
en om en
legt nogmaals uit en
voor de zoveelste keer
dat het iedere 24 uur toch
minstens 6
(liever twee uur meer)
moet rusten om
cellen te vernieuwen
hartslagen te verlagen
te dalen de bloeddruk
te verdiepen de zuchten
en nog veel meer dingen waar de ziel niets van snapt
maar de ziel heeft heimwee