Het gezeefde gedicht | Het Gezeefde Gedicht


MAART 2019

Frederik Bosmans     
Steven Van Der Heyden
Gerard Scharn 
Wim Vandeleene 
Virginie Myers

Frederik Bosmans     

GOUDKOORTS

 

er is iets rots in deze staat
van beleg die wij ochtend noemen

zolang alles maar gesmeerd loopt
o wee als de morgenstond wat anders in de mond neemt
dan is het van doe voort en je schoenen

en dan het geharrewar van hot naar her
de triporteurs vol halfbakken kinderen
de leesmoeders, de buidelvaders
kleurplaten en cookiemonsters

hoe wij dagelijks in huifkarren
ons wilde westen blijven bestormen
omdat achter elke schoolpoort
iets van goud de grond dooradert

***

KAMER

laten we terug naar de kamer
gangen vallen zonder ons wel in het slot

blinden moeten snel gedicht eerst
de vensters de gordijnen dan pas de sokken

niets schiet kamers beter te binnen dan ons licht
stof wordt het zaaigoed voor straks of later

zolang wij maar in alle hoeken van de kamer
elkaar zo broodnodig te lijf moeten

wildgroei veegt de vloer met ons aan
laten we terug naar de kamer

meet ons daar een plek aan van twee bij twee
wat ontbreekt verzint de ander er wel bij

koppels benen verknoopt als binnenpretzels
het kussen opgeklopt tot een slagroomsoes

jij mijn mond en ik je buik en wij rondomrond
een deur volstaat om morgen te ontbreken

hele steden mogen schuiven onder de wolken
kom laten we terug naar de kamer

voor wij van alles haast te weinig hebben
wij van alles en van elkaar zijn ontdaan

Steven Van Der Heyden

Palliatief

Ze verzitten de tijd, duwen handen diep
in hun zakken, een houding die slecht past

Figuranten op zoek naar de eerste tekens
van een verdriet dat hongerig op hen wacht

Ze zakken traag door hun glimlach
schuilen in ongeloof en koude kleuren

De geur van rubber en metaal houdt hen bijeen
dringt zacht hun vlees binnen

Herinneringen maken de kamer bewoonbaar
geven gewicht aan de jaren

Wat als ze zich van dag vergissen?


Gerard Scharn 

duif

denk ik aan duiven dan denk ik aan jou
aan pleinen en fonteinen aan de
goochelaar die jou liet verdwijnen
in een bodemloze put waar zelfs de echo
om een antwoord verlegen zit als ik roep


Wim Vandeleene 

vogeltrek

Ik broed een plan uit en trek naar het zuiden,
vreet een veelvoud van verlangen, verzamel vet,
teer op een voorraad aan herinneringen, blijf uren
in de lucht, het element van wat adem geeft
aan de zwerm waar ik me bij voeg.

We vormen een front en laten de pool
van het eigen gelijk achter ons. Eilanden worden bakens,
mijn inwendig kompas richt zich op de aardkern,
op het ijzer in je bloed, het bepaalt mijn koers.
Ik keer terug maar vind het oude nest niet meer,
word een dwaalgast die in je veld neerstrijkt,
niemand heeft me op de radar gespot.

Virginie Myers

Het huis

De moeder strooit zichzelf in het rond.
Je kunt aan haar niet ontkomen.
Haar vorm in de chaise longue.
Je zoekt en vindt fragmenten.
Zwart op bruin, wit, okergeel en steenrood.
En fel purper.
De oude foto's krullen stilaan in zichzelf.
Je steekt je hand door het glas dat er niet meer is.

De hond glijdt even naar binnen.