|
NOVEMBER 2019 |
Frank Van Den Houte
Olivier van Eijk
Ilse Van Eepoel
Senne Bogaerts
Abel Dossche
Gerard Scharn
Wim Vandeleene
Bart Verstraete
Hubert De Clercq
Gerlinde Weze
Kevin Remmery |
Frank Van Den Houte
Pegasus
gevleugeld draaf ik op de heuvel
– ooit zal hij berg der zangen heten –
en zie een god met negen zussen
vol dorst uit lege bekers drinken
ik plant in deze grond mijn hoeven
en laat mijn paardenbron verschijnen
kijk, hoe de zussen samentroepen
en zich aan alle smaken laven
hier ligt de wel der inspiratie
van dansers, fluitspelers en dichters
van magiërs, comédiennes
en wijsgeren die pootjebaden
ik zie een god met negen muzen
uit volle borst een credo zingen:
ontstijg de aarde, zoek het water
dat uit een hoefslag werd geschapen
|
Olivier van Eijk
Hoop
als je je neus volstopt met macaroni
en bierdopjes op je ogen legt
hoor je de man die de doden telt
hij sloft op Crocs van lijk naar lijk
en werpt ze in de bek van het spaghettimonster
35, 36, 37…
de dag is nog jong
“What’s goin’ on?” vraagt Marvin Gaye zich af
“alles wat altijd al gaande was”
antwoordt de lucht
maar je luistert niet meer
ziet een vliegtuig aan voor je ziel
en typt in je mobiel:
Ergens zweven onze zielen
Ergens zweven onze zielen
|
Ilse Van Eepoel
ONGEHOORD
Wie leerde ons dit gulle sjirpen
dat luide leunen
die lust tot schreeuwen
Hoor mij! Hoor mij!
En al weten wij wat ijdel is
we voeren ze aan de meeuwen
de stilte
We daveren en we dreunen
scheuren uit onze veren
de kuiven recht, de huig geslepen
Onbegrepen loeit de aarde
en we krijgen haar niet meer zacht
Wij, motorentuig
razen door
de afgrond van onze vacht
|
Senne Bogaerts
Schuurpapier helpt soms een beetje
Ik loop over de straat waar ik m’n eerste verhaal verzon
over mijn schoenen die er even uitgerafeld als ik uitzagen.
Vandaag schrijf ik recepten
alsof het gedichten zijn en plant ik bloemen alsof ze mij
een verhaal gaan vertellen
en staat die pen nog steeds
op mijn arm getatoeëerd.
Daar geraak je nooit meer vanaf.
Mijn oma zei het al.
Dat verhaal ging ook over dè verloren liefde
dè ex die ik steeds terug wou.
Die ex die ik steeds terug wou blijkt nu mijn vriendin te zijn
en ik pieker nog steeds drie uur voor het slapen
en ik ween nog steeds wanneer ik la vie en rose hoor
en die pen staat nog steeds
op mijn arm getatoeëerd.
Schuurpapier helpt soms een beetje
maar op lange termijn betwijfel ik
of ik er ooit die vochtige slapeloosheid
mee weg krijg.
|
Abel Dossche
Pingpong
Mijn vriend – zwijgzaam als de maan – laat één kant zien.
In het duister tastend mag ik enkel zijn rug masseren.
Zijn ouders zijn vaag, onbezorgd, want om te kunnen leven
wordt er tussen raadsels doorgeknipt.
Op elk feestje slowt hij hetzelfde meisje in het ongewisse,
verdraait bij elke stap wat zou kunnen worden getoond.
Ik lig stil naast hem, in de zon, urenlang, maanden aan een stuk,
vertrouwend op houten dunne tafels die weerloos doorbuigen.
|
Gerard Scharn
gedicht gevonden in een halfsleetse schansloper
met schietkatoen en korte lontjes wordt
een strijd verwacht die slechts verliezers telt
ongeacht de resultaten behaald in het verleden
hier sta ik dan en wacht stram en moe
op de vijand met veldslang en mortieren
mijn sabel vastgeroest in de schede
een verkenner die zijn wachtwoord is vergeten
bekoopt dit met de dood, het nieuws dat de
oorlog is begonnen zal ons niet bereiken
|
Wim Vandeleene
HET TEMPO VAN EEN TONG
ik ben trager dan het orgaan
dat klanken kneedt, de spons voor smaken
de spier, het vastgeriemde weekdier.
als hij doorslaat druk je hem
met een spatel tegen de bodem,
kijk je als een arts in mijn keel.
waar je het verloren woord zoekt
dat aan de huig hangt als een druipsteen.
je pleit me vrij van smet
in de kus wisselen we kleuren uit
ik ben te traag voor taal.
|
Bart Verstraete
redding
terwijl jij wegzinkt in een thriller
leer ik hoe vier vleugels los van elkaar bewegen
we weten waarin we ons verdiepen
boven de zee wentelen heliwieken
ze cirkelen langs het kiepraam binnen
lichtbundels schuimen de golven af
een touwladder zwiept een noodkreet in de wind
ik zoom niet meer uit boven mijn leesbril
vergeet dat roezemoezen van libellen in de nacht
terwijl jij spartelt in een spannend einde
half verdronken tussen de regels
dwaal ik af in een achterwaartse vlucht
de schemerlamp houdt ons bijeen
***
vier woorden
haal de kramp uit je vingers
je hart dat je met twee handen vormt
is doorzichtig
bewijs me lippendienst zonder keukenbriefjes
verwijder emoticons van je gezicht
korte boodschappen eindig je met een andere toets
veeg alle mokken van de tafel
gooi ‘ik hou van jou’ bedrukking weg
bewaar de scherven
trek de rode draad uit de voor mij gebreide trui
loop met je glinstersterren naar de dichtstbijzijnde maan
maar keer terug met twee woorden
jij en ik
***
portie gemengd
we stoeien met woorden op viltkarton
rollebollen met ingevingen en denken
niet alleen aan seks
de kroeg trekt ons dieper in haar kraag
met een kussen als spons
onze zijkanten aan elkaar gekleefd
tot we droog zijn
ontmaagden we bierkaartjes met potlood en inkt
verzen groeien tot een helder kaartenhuis
witregels verdwijnen onder bierglazen
we betalen het gelag met verse keukenspreuken
het dak van het huis nemen we mee
tegen een inslag van de eindregel
|
Hubert De Clercq
Morandi
Een trucker stampt de voorzienigheid
met zijn voet uit de rem
Hij vervloekt de duivel
Bezweert San Christoforo
Hij wurgt met zijn klauwen het stuur
Staart versteend naar de rand van de Genovese schans
Proeft het stof van vluchtende zielen
Bruggenbouwers zijn nodig
galmde het ‘s zondags nog tussen de pilaren
Daags nadien zitten devote ingenieurs
de stabiliteit te berekenen van een gedachteniskapel
Op de Piazza del Populo hangen vijf sterren halfstok
aan zwiepende masten
De Tramontana hoort hun gekreun en
fluistert dat ook dit metaal oh zo moe is
|
Gerlinde Weze
Zondagsrust aan het bureau
Mijn bril geeuwt over rijmwoorden.
Bijna slapen we
op het schapenvel in de stoel,
en ik zie met schuldgevoel
dat mijn broosheid moet gelakt, mijn grijs geverfd,
wat ik al tijden heb opgegeven.
Geen gym zal nog
mijn rondingen delen
nu ik ouder word als mijn moeders voordien.
Hun handen onder het schapenvel
geven warmte af,
sluiten mijn ogen even.
|
Kevin Remmery
ESCAPISME
Dat ik blij ben dat ik soms kan vluchten in een gedicht
en niet in een andere vrouw, bijvoorbeeld
de buurvrouw en hoe ze niet naar me keek.
Dat ik kan schelden langs mijn fiets en dat de wind mij uitzwaait
en jij en de kinderen ook.
Dat ik dan hoor hoe het poortje dicht valt
terwijl ik mezelf vastklik in mijn schoenen en hoofd.
En dat ik dan terug thuis kan komen bij jou en dit allemaal mag opschrijven
zoals de renner die meeglipt in de juiste vlucht.
|