Het gezeefde gedicht | Het Gezeefde Gedicht


JUNI 2020

Sara Eelen
Stijn De Man
Jan De Vriendt
Hans Van Miegelbeek
Senne Bogaerts

Sara Eelen

Hamlapjes

Je trekt al dagen aan een stuk hamlapjes van je huid.
Als ik je vraag waarom, mompel je iets over een onstilbare honger
en hoe mensen zich toch weer aanvullen
tot alles opnieuw ontbreekt.

En ja, het vlees wordt wel degelijk taaier
en ja, de smaak blijft even flets.
Maar het helpt om te blijven kauwen blijven kauwen
kaken die malen en armen die cirkels van dij naar mond
van mond naar dij blijven brengen zodat de tijd
zeker niet stil zou komen te staan.

je trillende gebaren vormen het timbre
van dagenlang in sombere gedachtes zinken.
Je vouwt honden uit je handen
die gulzig happen naar iets
dat te snel beweegt voor hun ogen
hun eigen staart misschien
of een woord dat gestalte kreeg.
Ze maken een ongekend schril geluid voor ze bijten.
Dan wordt alles even zwart.

Maar nee, je hebt niet het gevoel dat het minder wordt
dat het betert nu je woekert onder eigen vel.
Nee, je weet dat je de bewegingen nooit groot genoeg zult krijgen.
Nooit alles en iedereen in dat zwart.

Maar het gaat over het schrille geluid juist voor het bijten
de honger als klomp in je buik voelen groeien
en dan zien hoe je huid van niets anders dan klei is gemaakt.

***

Het begint bij opstaan

Het licht trekt voorzichtig de eerste, onregelmatige strepen in de kamer.
Jij strekt je uit, trekt het laken strakker over je bleke lichaam
als om het licht te tonen dat het verder mag.

Je houdt deze momenten tussen slaap en opstaan het liefste voor jezelf
om de dag als matroesjka poppen in gedachten op te bouwen:
eerst een hoofd, dan een lichaam, een bed, een kamer, een huis, een stad, een land, een zee, een wereld.
Soms past het, soms ontbreekt er een stap.
Of wordt het gewicht te groot om in een dag te dragen.

Als het past, kleed je je aan, zoek je de kortste baan
tussen jou en de dingen en de buitenwereld toe, op tast
je gelooft dat je er op een dag zult komen.

Als het past, stijg je moeizaam op
je benen als pijlen door de dag.
Je pas volgt een vast, snel ritme.
Niet dat je zelfzeker bent
maar je bent het ondertussen al gewoon.
Je weet dat de wegen op elkaar zullen inhaken
dat je niet kan verdwalen in een rechte lijn.

Als het niet past, graaf je een kuil in de opkomende dag
zet je thee en laat je die koud worden. Zolang je hier blijft
is de wrijving beperkt. Wie of wat zou tegen de richting in
kunnen gaan, met jou meegeteld is er net genoeg plaats
om rond het bed en de tafel te draaien.

Alles in de kamer is rond en vol, net datgene wat daarbuiten
lijkt te ontbreken. Alles in de kamer is erop gericht het licht binnen
te houden, maar de reflecties tegen te gaan
niets beter dan je gedachten op de muur kapot te laten slaan.

Stijn De Man

GREENWICH VILLAGE

Na vele omzwervingen spoelden we ontheemd aan,
betrokken een kamertje in één van de bruine zandstenen panden.
Langs de met bomen omzoomde straten, onder de grote marmeren triomfboog,
ontwortelden we.

In clubs en bars leefden we donker, achtervolgd door onze demonen,
in een poging de tijd te temmen, met onze hese stemmen.
De onthechting als een koude winterjas over onze roots gedrapeerd.
Huiselijk werd het nooit, we hielden de sleur veraf.

We hadden geen heimwee, keukenrobots, merkkleren.
Bij de eerste ochtendstralen, bij sloten koffie
schreven we gedichten die er niet toe deden.

Jan De Vriendt

Handleiding voor een zomerochtend


Om te beginnen verraad vakkundig
de nacht. Die zoog alle pigment
uit de uren. In zijn glanzende harnas
treedt aan de dageraad.

Om te beginnen kijk naar het kind
dat ligt te slapen als een schelp,
volmaakt in zichzelf besloten
tot energie de eerste barsten geeft.

Om te beginnen wees op je hoede
voor het dwingende van het nu, nu, nu,
dat zo lastig weer overwaait. Wees
rustig bij wat zich aandient.

Plots is er een dijkbreuk van licht.
De huls van de nacht ligt in de hoek
van de kamer. Maar verschiet
van kleur al voor wie klaar genoeg kijkt.

En ondertussen rolt een gulle moeder
haar plannen op het strand een na een uit.

 

Hans Van Miegelbeek

Huis nooit af

Een voordeur sleept, een moeder sleurt.

Tassen in haar handen. Gewogen
en afgerekend vullen zij straks de avond.

Haar man hangt ongestreken uit de plooi
voor zijn pc-scherm. Hij hongert naar straks.

Op zolder een kinderkamer in verbouwing
naar groot, traant een poster, lekt een pril dak.

De puberdochter WhatsAppt haar dumpverdriet
naar beneden, hoopt een moeder te bereiken.

Zij is echter heel erg bezig met modern te zijn.
Aan haar hoofd hangen lijstjes.

In de keuken kookt iets over.

 

Senne Bogaerts

Mijn hele lijf rilt zodanig dat mijn sigaret blijft vallen

Zij vertelde dat Someone to watch over me
haar aan haar moeder herinnert maar dat ze niet wist
welk album vroeger draaide
toen ik het vond belde ze om in tranen
te vertellen hoe ze ieder woord kon meezingen
dat ze vroeger met haar zusje rond de tafel danste
van de keuken de living in swingde dat ze zich nooit
zo thuis voelde.

Wanneer ze ophangt begin ik te huilen mijn hele lijf rilt zodanig
dat mijn sigaret blijft vallen en of het komt door
dit lied of haar stem
ik kijk of ze heeft gestuurd iedere keer
ik vijf minuten tel.