Anne Provoost
Dankwoord
Ik wachtte op mijn wettelijk einde
met mijn kont in de veren
in een kist die ik zelf niet kon sluiten
Ik keek naar mezelf met mijn andere ogen
Ik leek wel een literaire moord
in de kleedkamer waar wonden worden verschoond
Ik ben vooral van de schreeuw van de auto geschrokken
Ik lag in mijn drukke juponneke haast bewusteloos van de koorts
Het leven kan snel een weide zijn
en verlies van genade begint bijna altijd
aan de voet van een hellende heuvel
Het was nooit het plan om te kweken als de konijnen
wel om te leren tot het pijn deed
Aantekeningen maakte ik met liefde en beven
maar onhandige handen blijven als hoeven
Ik was altijd wel open voor doelen
Denk aan vuil selecteren
of op katoenen schoenen lopen
Als je met je hoofd in de wolken zit
ligt de wereld sowieso aan je voeten
Ik plantte vogeleieren uit
Ik schreef brieven aan het internet
en elk tweede woord dat ik gebruikte kwam uit een boek
Mijn ziel is geleerd en geteerd maar
mijn energie kon niet worden behouden
spijts de eerste hoofdwet van de warmteleer
Ik vond het geluk
maar bracht het naar het loket voor verloren voorwerpen
voor het geval iemand het liever wilde
Ik woonde toch voorgoed in September
Daar is alles al schoon en compleet
Ik werd nooit gehersenspoeld waar ik bij was
Ik bleef altijd slechts een behoefte
Daarom wil ik de tijd die nog overblijft
aanwenden om te bedanken
voor de tijd die nog overblijft
***
Hoe mijn voormoeder het systeem verkrachtte
In een gebroken uur ging haar zus
in het kraambed verloren
en moet ineens zij naar de kinderen
het jongste nog geen tien uur geboren
Ze draait haringen in de krant
Ze mengt bier tot een pap
Het rijtuig wordt een pompoen
en ze schreit aan het poortje
Er zijn in wat wordt verteld over haar later
altijd welbepaalde verhaalclaims
Ze moest op een hark leren trappen
Er kwam een gat in haar kaak
De kinderen noemden haar Tant
Ze wilde haar tak van de boom afzagen
om in de stilte haar gedachten te baren
maar de zon kwam op alsof het normaal was
en ze legde haar tongriem weer af
Ze viel in de tijdsval
Ze was gekookt na vier maanden
Had je je ondergoed aan?
Liet je je haar niet steil hangen?
Het was aan haar glimlach gelegen
en aan haar kalkwitte tanden
Hij zou een kubusgrinnik hebben gehad
Hij liet geen voetafdruk op haar gezicht
Maar ze kreeg grasbloedingen
Embryos vlogen verloren
Haar levensdikte verdween maar
ze hield uit een kalme plicht
de schuren als schepen voor anker
en vond nog altijd het licht
in hoeken waar mieren langslopen
Regelmatig valt een oud huis op zijn plaats
door acties ter wille van de actie
Ze draaide haringen in de krant
Ze mengde bier tot een pap
Ze verdelgde de mieren
En draaide haringen in een krant
En mengde weer bier tot een pap
Ze was nooit een traanbuis
Ze ging dood als alle anderen
maar haar school leefde voort
Ze werd mijn sympathieke muze
***
Gouden Orpheus
De vuurtoren dooft als een kaars
en in mijn bed ligt de zon nog te slapen
tot een bolletje gedraaid
met in zijn mond een volledige aardbei
en met een hart dat zwaait als een schommel
Ik ontdooi me maar zachtjes
Ik gedraag me volwassen want
het geloof van mijn ouders stroomt nog altijd
door mijn aders
Hij komt met bleke bloemen en wangen
Hij legt me in een lus want elke dag kan de laatste zijn
Hij rookt me zoals hij me drinkt
Hij biedt me mijn aangeboren wijsheid weer aan
Een levensredder kun je nergens voor bedanken
want hij benoemt de zaken altijd exact bij hun naam
en schept niet op over wonderen die hij niet gezien heeft
(tenzij over die van de sadotherapie in relaties)
Ik blijf met hem praten
door het mondstuk van dit eenmalig gedicht
maar hij vertrekt met een bliksemslag
en laat zijn Eurydice achter
in de geur van taai reegebraad
|