Het gezeefde gedicht | Het Gezeefde Gedicht


JUNI 2022

Nikki Petit
Bert Struyvé
Karlijn Sonderen Smit
Stef Clinckspoor
Anna De Smet
Goedele Horemans
Inge Pollet
Ekster Alven
Wynold Verweij

Nikki Petit

TATAMI VAN ASFALT

moeiteloos precies
stansen wieltjes
mandala’s op pleinen,
klankschalen in asfalt

in hun kielzog
het perpetuum mobile 
de vluchtige graancirkels
van de stad

levens altijd onderweg
die elkaar kruisen met
meesterlijke zetten
bokspringend op de tatami
van vervlochten straten,
drumvellen van de regen

dromen die zich losmaken
van de zolen waaraan ze kleven
zich afzetten tegen muren en
als tollen draaien tegen
zuilen van glas en staal,
spiegels van de elementen

binnen het raster
gonst de korf
deint de kudde

bedolven onder een
tsunami aan playlists
in hoofdtelefoons
zet de stad er
ongehoord
stevig de pas in

op kousenvoeten
treedt ze
uit haar bedding


Bert Struyvé

Abstract

ik zie het duo met een bos gladiolen op de snelle snorfiets
het voertuig volgt het asfalt langs een veld met zonnebloemen 
het decor bestaat verder uit een volgauto met tweetonig geluid  

niemand is alleen zolang iemand voor jou de muziek uitzoekt
en jijzelf de banden aanhaalt met vastberadenheid

ik weet zeker dat het tweetal geen helm draagt
adviezen sterven o zo vaak op ongelezen papier

‘kijk, in de verte de bocht, waar ik eerder ben geweest’
meen ik te horen schreeuwen, of beeld ik mij dat in   
de weg en volgers nodigen niet uit tot enige opgetogenheid

zonder tegenbericht rijdt de tweewieler zelfstandig verder
het frame is van goede kwaliteit, in ieder geval optisch

blijft de vraag, of je gladiolen ook schuin moet afsnijden   


Karlijn Sonderen Smit

Kneedcement

Ik ben een adjunct directeur in ruste.

Ik ben een sinaasappelschil in een nat luciferdoosje.

Ik mis een zandvlakte.

Een steen.

Ik lik een steen.

Ik vang een muur van gefluister.

Ik til de hand van God.

Droog brood.

Droog brood.

Droog brood.

Ik ben een adjunct directeur in ruste en ik eet droog brood.

Een balletschoen in een voederbak in een lege wei.

Ik ben een adjunct directeur in ruste en ik mis de hand van God.

Een fabel over vijf herten in een schreeuwend huis.

Stilte die in de muren van het huis klauwt.

Een huis gemaakt van regen.

Een muur van steen.

Ik wil een muur van steen.

Ik fluister een fabel waar niemand in gelooft.

Ik wens een ruwe God met natte handen.

Een mensenmassa in een uitgedroogd woud.

Een sinaasappelschil op een zandvlakte.

Ik zoek een cheetah zonder staart.

Ik ben een hert op zee.

Een hert op zee. Een hert op zee. Een hert op zee. Een hert op zee. Een hert op zee.

Een hert op zee. Een hert op zee. Een hert op zee. Een hert op zee. Een hert op zee.

Een hert op zee. Een hert op zee. Een hert op zee. Een hert op zee. Een hert op zee.


Stef Clinckspoor

Een karretje om de hemel te vervoeren

Ik scheur door de melkweg in een olijf-
groen Renaultje, met een naam die klinkt

als een digitaal doosje, een intergalactische
klok, een futuristisch gezelschapsspel:

Modus 1.2 - 16V.

In deze teletijdmachine op wielen
herinnert alles me aan jou en snel

ik als Spock in space door tijd en ruimte.
Ik pluk de sterren uit de voortrazende nacht,

want praten lukt nu oneindig veel beter dan toen
je nog leefde. Ik kijk in de spiegel

om te zien wat ik hoor
op de radio: papa,

ik lijk steeds meer op jou.

 


Een karretje om de hemel te vervoeren (Roger Raveel) / Spock in space (Star Trek) / Papa (Stef Bos)


Anna De Smet

 

Ik neem het je niet kwalijk dat jij me hebt verlaten.
Ik zou het ook doen, als ik het stil kon,
als ik jou was.
Laat ons mezelf samen verlaten:
de voordeur toe trekken terwijl ik nog lig te slapen.
We maken de auto los van de kade,
glijden zwijgend over mistige straten.
Achter ons verdwijnt een rots, zwaar hoofd
in lakens van omwoelde aarde.

En nu kunnen we de kust niet meer zien,
we voelen water aan onze tenen.
Dan smelt ons lichaam samen met de boot,
de boot met de oppervlakte van de zee.
Aan koude vingertoppen trekken golven zich op wal,
bedekken het land als een deken.
En wanneer ook hun ruisen is verdwenen,
stijgt water op in lucht,
lost stilte op in vergeten.

 

***

 

Uw gezicht, waar ik nooit in durfde kijken,
ik hing het hoofd en wou niet groeien
om niet tot uw ogen te moeten reiken.

Zelfs wanneer de stem kwam,
en daarna de hand, zwaar als een klepel,
weigerde ik uw bevel en wendde me af.
Bang om tot steen te verstarren
hield ik mijn gelaat stijf als een spiegel,
de ogen op de vloer gericht.

Gisteren in de supermarkt zag ik het,
als een vod aan een tak
hing het er aan uw lichaam,
gelijnd als een duim,
de bleke afdruk van een gezicht.

Ik kijk u aan en glimlach.

 

Goedele Horemans

Een ander oog

Ik had een oog dat selecteerde,
het weerde al wat te veel,
of te vermoeiend leek.
Het was een mijdend oog,
het ging in een boog om kansen,
beperkte zich tot vakantie
tijdig vastgelegd, zorg uit de weg.
Er was amper bestaan
tussen opstaan en werk
tussen werk en slapengaan.

Nu tegen pensioenleeftijd aan
is een ander oog in mij gaan botten
een oog als een hond die de lente ruikt
dat antennes gebruikt en brochures leest
over een uitstap, een korting,
een lezing, een feest.
Momenteel kijk ik wel
een beetje scheel,
van dat één dat zo zuinig
en dat ander dat veel.


Inge Pollet

KLIMAAT

we namen de ochtend voor kennisgeving aan

hergroepeerden de dieren achter de schuur

 

alles om geen verwachtingen te wekken

het was al eerder te vroeg gaan schemeren

 

in de schoudermaanden kwamen we toch al nergens aan toe

behalve een lichte opwinding over het klimaat

en een overdreven geschreeuw vanaf de kliffen

 

we brachten de dag door hand in hand

harkend in de tuin die gans ontploft was

en dat in amper vier dagen tijd

 

in de avond schoven we verhit en gloeiend aan het diner

 

buiten maakten de spreeuwen nachtelijk lawaai 

en binnen verdampte de hagel op de kachel

 

Ekster Alven

 ,

 

eindelijk hebben we walverlof. De kasten

staan open voor klandizie.

 

Alle spasems staan netjes in een rijtje.

 

Dat ik nooit mijn beginpagina’s terugvind

ja, enkele nooit afgewerkte documenten, dat is

omdat ik aan de Titanic denk, vooral

aan

de voorplecht dan, met een maagd.

 

‘t Gefluister van meiden is een

estuarium. Vleesgeworden hypertext.

Bloemetjes in de schapenvacht van de wolvin

vredig en chic, van modder en takjes gemaakt.

 

Chianti, dit moeten we vieren. De Madam

veranderde van nevel in een stekelige massa.

 

Maar je ziet Toscaanse jasmijn liever

niet ineenschrompelen door de tijd.

Ook al is die roomwit. Oh merchant.

Lok a posteriori een betwiste fase uit.

 

Je dealt en negotieert misschien

voor het venster van een oksel

maar gevolg is dat je stem ervan

 

raakt losgeschraapt.

Krammen worden gebruikt voor

het vastzetten van prikkeldraad

 

of kippengaas.

Je draait niet aan haar vel. Je leert

haar borsten, haar abrikozen beminnen.

Klimmen in baby’s drankkast.

 

Gimme some Playboymagazine.

Smeer wat houtskool op je tanden.

 

Wynold Verweij

Oefeningen in menselijk tekort

ik droom soms van dingen die
nooit werkelijkheid kunnen worden

aan Mozart vraag ik of zijn concerto's
interessanter zouden zijn als hij
wat vaker tipp-ex had gebruikt

als ik bij Bach informeer naar zijn schrijfkramp
zegt hij dat het beter gaat sinds
hij de afwas doet in warm water

op mijn vraag met welke software
hij zijn motieven inkleurt
zegt Debussy: als het maar Frans is!

aan Brewaeys: maakt één musicus die tegelijk
op twee saxofoons moet spelen goede muziek?
hij kijkt de andere kant op

aan de apostel Paulus vraag ik of hij
het leuk vindt als ik eens terugschrijf

tot op heden geen antwoord, gelukkig