Het gezeefde gedicht | Het Gezeefde Gedicht


JULI/AUGUSTUS 2022

Marc Serruys
Johan Clarysse
Roswitha Verniers
Goedele Firlefyn
Marc Rothheut
Katrien François
Matthias Haeck
Zwaantje Ariëns-Storm
Marijn Pelkmans
Anne Karelse
Ilse Van Eepoel
Martine Lejeune

Marc Serruys

Dichter bij nacht

als een verticale zwemmer in dik donker water
zoek ik een weg door het huis dat ik zo niet ken

blind uit angst om haar te wekken, schat
ik de afstanden te ver, te dicht, een reus
in krimpende kamers, voel ik wat vreemd

aan mijn handen is , ik nam nooit de maat,
verken het huis langs lijnen die me langer
schijnen dan overdag tot ik het kastje vind,

het blad voelt vertrouwd, open de schuif
op de tast, chirurg der commodes, pak ik
de pen, noteer met precisie - zoals onder

water in het zand schrijven onzeker is, zo
ontregeld is het papier bij nacht - de zin die
bij de laatste letter in mijn hoofd vervliegt.

pas geboren blijft ongelezen liggen, zo stil,
mijn prematuurtje, zal het de ochtend halen?


Johan Clarysse

Onderbelicht

in een wirwar van tijdlijnen
reist ze door de kamer met
klokvaste treinen en teletijdmachines.

ik ben de spellingsfout in haar verhaal
met rode balpen aangestipt.
woorden zijn niet veilig in haar mond.

alles is teveel en eeuwig is te lang
de dag een verzameling rituelen
waarin ze zich langzaam zichtbaar maakt.

het sleutelgat in haar gedachten vindt ze niet
alleen stof en wat verjaard verdriet
tussen koude kieren: onderbelicht
in haar herinnering.

bladerend in de legendes van haar jeugd
neemt ze de toekomst onder vuur. als ze bang
wordt gaapt een King Kong in haar blik.
wat rest sist als druppels op een hete plaat:

schlagers, films met Fay Wray
communiefoto's, slagroom met ijs
en rusthuisbezoekjes die ze afvinkt
op de zondagskrant.



Roswitha Verniers

Het licht

Hoe slecht geïsoleerd wij zijn –
ik kan ons niet meer dichten. Je
draagt gevallen woorden af die ik
je ooit gevederd gaf ver boven ons
plafond. Het regent erdoorheen.

Hoe wij als loskomend behang langs
elkaars muren strelen. Hoe klein je in
mijn kleren kruipt en hoe raak je naar
vroeger ruikt als ik schuil in je hoeken.
Hoe donker die geworden zijn.

Ooit hebben wij het licht gezien –
het kwam als honing bij ons binnen.
Door kieren in ons achterhoofd en
barsten in ons ongeloof – jouw mond,
de grond, mijn ribbenkast viel open.

Hoe niets blijft kleven sinds het brak.


Goedele Firlefyn

Triatlon

Je winterstop loopt tot maart (denken we),
niet bedacht op het trainingsschema
dat wordt voorgeschreven

Op een dieet van Fortimel* en steunkousen
neemt de nodige spiermassa af
In bad tellen we meer ribben dan vingers

Je zwemt door chemozakjes,
beklimt klachtenbergen in meerdere etappes
Je loopschoenen, veterloos bij het zorgbed

Ik moedig je aan vanuit wachtkamers,
gooi een reddingsboei uit
Jij grijpt geen strohalm,
geraakt zonder moeite in stadium vier

Ik kijk hoe de kilometers
tot de eindstreep wegtikken

*Medische drinkvoeding als aanvulling of ter vervanging van normale voeding


Marc Rothheut

Glasbreuk

Vierkant valt de dag door het venster,
een ongewoon licht gemoed geeft strakblauw
aan mijn opstaan. De meeuwen krijsen

een gat in de lucht. Ik denk aan je schelle verwijten,
het vertrek smeult in de zon en ik open het raam,
staar naar het kale strand met braakliggende begeerte.

Kleurloos botst het licht, door het raam zie ik niets
dan de zee van matglas die af en aan
breekt – als glasruit en baksteen

voornamelijk met fijn zand worden gevoegd,
waarom bestond ons samenzijn dan uit gruis?

Ik bekijk het afscheid, de spijkerwonde
van de fotolijst, betast de haarscheurtjes
als littekens aangekalkt op de wand.

Straks gaat er pleister op, nagelnieuw
zal het wel nooit meer worden


Katrien François


Onbekend

Een man zit op het puntje van zijn gemis
zijn handen plat op tafel, ertussen
de laatste kruimels brood, en pal voor hem
de liefde.

Sprakeloos staat ze voor hem. Aarzelend
naderen haar armen. Vingertoppen
volgen wangen naar kin, trachten zijn blik
naar haar te tillen, woorden van zijn tong te plukken.

Zijn ogen staan afgelegen.
Hij hoort binnen
de mensgrote holte bonzen.
Koffie verdringt de geur van rozen.

Hij opent zijn mond, ademt dieper
zet zich rechter, breder
spant spieren op alsof de lucht te zwaar is
loopt door de deur de dag in.

Ze kan hem nog net een mantel omslaan.

 

***

 

Fantoom

Ik sluit mijn ogen in mist
waardoor ik plots
haar weer zie.
In haar korte zomerjurk

huppelt ze door de nevel.
Bloemen lekken van haar jurk in
lange grassen.
Haar benen landen stevig

op het ritme van geluk.
Ze is een berg bladeren. Ze dwarrelt
in een wirwar van tinten en windrichtingen
en valt traag neer.

Ze gaat sneller. Sneller dan ik kan gaan.
Mijn beeld vervaagt tot een vlek
van groen geel grijs. Vroeger
was ik haar. Nu

hang ik slechts met losse kleuren aan elkaar.


Matthias Haeck

Kon de aarde

Kon ze maar verder draaien, rond
haar denkbeeldige wervelkolom,
de schaatsster op het galactisch ijs
in haar razende spin-off,

zo snel dat het traag lijkt.
Ze is gewoon aan grote woorden
heel en al en kosmos
en toch zweet ze,

gloeit ze van jeuk en koorts.
Er lopen mieren over haar vel
legers en hun kolonies
eenzaten met honger naar iets,

als het maar veel is.
Kon ze maar de rug rechten
de blik richten
haar afgezakte schouderbandje opvissen.


Zwaantje Ariëns-Storm

Witte veren

Er dwarrelde een witte veer neer
voor mijn voeten op de stoep – dit is
het teken: alles komt goed. Ik sus

vrees met toverwoorden, klus een altaar
met hout van de doe-het-zelver, zoek
een gelukkig jaar in zinnen van een

ziener uit een boek vol onzichtbare
dingen. Zoveel zaken om bang voor te zijn:
de klok, small talk met familieleden, wachten

op een antwoord, verleden tijd, je sleutel
kwijt, het zwarte gat, een hond die blaft, je hand
en die los moeten laten - een keer. Ik klop

een grijze februari af in september, hoop
op dagen met enkel een lichtzinnig tekort,
zachte zwarte katers - en tot die tijd

raap ik witte veren van de stoep


Marijn Pelkmans

sterfbed

daar ligt hij dan

en ik vraag me af waarom en of al die uren yoga
               downward facing dog het strekken van zijn pezen
               ontspannen van zijn spieren
zouden die hem niet

of misschien het jarenlange lopen
al die kilometers liters zweet
het moest toch ergens voor dienen

of de wakame edamame avocado
smoothies shakes en groentjes
waren ze doelloos

op z’n minst dan toch de liefde
die meester die hem al te vaak weer op z’n vingers tikte
voor lessen waar hij zo graag in verdronk en toch en toch

ligt hij daar en
zou hij nog even
zou hij nog


Anne Karelse

Vlissingen sunset boulevard

mijn vader lag in bed op zijn rechterzij
toen ik hem voor het laatst zag
het was half mei en erg warm
voor de tijd van het jaar

het spookschip MAERSK voer dicht langs de boulevard
loodsbootjes dansten zenuwachtig rond
de balkondeuren stonden open
zeewind trok de kamers door

ga je dood vroeg ik
hij dacht het en zei ik moet
het wel eerst nog doen
oké zei ik en aaide zijn grote lieve hoofd

later met mijn moeder in de woonkamer
hoorden wij AU
toen de zuster hem waste we lachten
om zijn stem die van een jongen leek

deze nacht niet dacht zij
en wij gingen naar huis
ik gaf hem kussen hij sliep
de schelde was donker en vol spoken

de volgende morgen heeft hij het dromend gedaan
zijn hoofd was koel zijn kussen nog warm
mijn vader lag als een leeuw op zijn zij
en denkt nog steeds dat hij slaapt


Ilse Van Eepoel

WAT DWINGT JOU

Wat dwingt jou in dat designerspak, wat
beperkt jouw dans tot stoffig geschuifel
trek je niet liever de lakens strak

Ontsteek je in vuur voor mijn zon en
swing het te kleine denken voorbij
reis door de ruimte met mij

Door dat grote gebied, het verkleint
als wij maar dapper van sterrenstof zijn
tot elke twijfel verdwijnt


Martine Lejeune

Iets

Iets over weerspiegeling
Iets over een kleine sporttas
Iets over de gang van een blinde
Iets over kapotte schoenen
Iets over de bladeren van de esdoorn in de herfst
Iets over een man met een deukhoed en een man met een deukhoofd
Iets over een meisje dat zichzelf de mooiste vindt
Iets over een vogel die in volle vaart de donkere ruimte achter het open raam op de derde verdieping van een sombere woning binnenvliegt