Het gezeefde gedicht | Het Gezeefde Gedicht


JUNI 2023

Kris Lauwereys
Elise Vos
Bauke Vermaas
Barbara De Munnynck
Hans Koonings
Kris De Lameillieure
Mees van der Made
Anke Cuijpers
Lotte Van Gorp

Kris Lauwereys

Geschiedvervalsing (het wordt tijd)

1

Wie nog schrijft moet zich schamen.
Wel ten minste voor de schijn.
Het is maar dat ik het niet laten kan. Niet
om het verhaal, of de disharmonie
Van een melodie die zich voordoet als
heruitgevonden lied.
Niets dan taal, en dan in cirkels
rennen, en blij zijn als je op het eind
opnieuw je eigen schouder vindt.

Het is geen overwinning op de tijd.
Geen vesting die de dood doorstaat.
Dit is maar voor de vorm gemaakt.
Een uitvlucht die zichzelf verzint
Wanneer mijn hand jouw mond verraadt.

 

***

 

10

Misschien wordt dit te laat geschreven.
Vanop beveiligde afstand, nu de wacht is
afgelost en de vuren branden dag en nacht
Eindelijk word je verwerkt, al half in slaap.
Ik som de woorden op die ik wou zeggen.
Ik gom de woorden die ik zei weer uit.
Beeld je een nieuw verhaal in. Ik ben
Nooit weggegaan. Niemand werd verraden.
Wat wij ontkennen is ook nooit gebeurd.

Wij herschrijven spijt als het verwijt dat iets te
mooi was voor het brak, en noemen dat onzinnig.
Wij spreken ons verleden tegen, alsof we niet
aanwezig waren. We hebben de blauwdruk van
ons grondplan verscheurd.

Elise Vos

Het nest

Ze ontdekken ons nest in de haag
Hecht gevlochten drie blauwe eieren in het hart
Staren het bloot tussen de takken
Geen groen meer om te schaduwen
Laat staan achter te schuilen

We slaan de vleugels uit naar de daken
Laten onze eieren koud in de wind
Om ze gebroken terug te vinden
Tussen het bijeengeharkte groenafval
Drie leeggelopen kinderkamers

Waarom voorzien ze niet dat
Alleen al bij een aanraking de schaal
Verpulvert tot gruis in gele pulp
Als hun dunne tere schedel
Wanneer de hemel naar beneden komt

 

***

 

Baba Jaga

I

Ze woont ver van huis in de flat van een bestuurlijk lichaam
Dat ergens onzichtbaar boven haar hoofd cirkelt en log beslist
Waar zij die week slapen mag in deze betonnen stad
Waar de talen met elkaar vechten op een vol perron
Zoals de mensen in haar land met messen van op zolder

Ze slaat de bladzijden om van een gevonden boek
Geel leesvoer voor onder de lakens
De vingerafdruk van een ander heeft haar nooit gestoord
Bij telefoonlicht vult ze witregels met betekenis
De woorden met klinkers die niet rijmen, omdat ze niet
Van leegte houdt, of van de schemer in haar kamer

Ze streelt de hoekige architectuur van een onbekende
Beduimelde taal, een bladwijzer gevouwen uit een reclamefolder
Houdt de wacht bij het laatste woord
Om morgen verder te gaan waar de verbeelding
Uit de nachttrein stapt

In de hoek van de kamer lacht Baba Jaga
Haar ijzeren tanden bloot

 

***

Baba Jaga

II

Moeder schuift naast haar in bed, zelfs geen twijfelaar
Haar kind sluimert terwijl haar vlecht uit het bed hangt
Als het touw naar een bewolkte torenkamer

Zacht krult haar hand om de staart
Van het fabeldier dat tussen hen in slaapt
Voorzichtig zodat ze hem niet wekt
Hij hen niet met huid en kaft verslindt

Intussen wandelt ze door het centrum van vroeger
Naar het bos in de dode hoek van haar oog
Langs het gevreesde huis op kippenpoten
Ze trekt de veren uit haar vel
Om een mantel te weven voor haar dochter
Niet bang voor heksen die uit boeken kruipen

Ademt dooi in de gesloten lippen van haar kind
Tot ze openscheuren in klaprozen

Bauke Vermaas

BROOD

sinds die zomer bak ik elke week
drie desembroden dus ik weet hoe
iets blijft gisten als je het steeds voedt

elke dag stop ik gedachten
achter glas, geef ze bloem
en water tot het bubbelt

als het volume is verdubbeld
kneed ik een deeg van ongedeeld verleden
laat het rijzen, bak een brood

het is altijd groter dan ik
op kan eten voor het oud
en uitgedroogd uiteenvalt

ik voed de vogels met de kruimels
en schuif een volgend brood
mijn hete oven in

 

***


TOEGANG

Wij verschaffen ons toegang
terwijl u ligt te slapen. U voelt
er niets van. Door drie kleine
gaatjes kunnen wij op afstand
uw binnenste betasten en wegnemen
wat brandt.

In uw gebreken zoeken wij ons
als vanzelf een weg. Het brandt
in onze handen om het steken
te verhelpen dat u onderhuids
zo kwelt. Wij zijn er om uw puin
te ruimen.

Wij verschaffen ons toegang maar
maakt u zich geen zorgen. Wij ruimen
enkel op wat overbodig was.
Ongemerkt halen wij boven wat
verborgen wilde blijven en bevrijden u
van ongemak.

Uw problemen kunt u veilig
bij ons achterlaten. Het ongemak
belandt eerst tijdelijk in onze
weefselbank. Daarna verwijderen
wij het voorgoed zodat u later niets
meer voelt.

Barbara De Munnynck

Corps de ballet

Wij skeletten met bloedende voeten
Houden de rug en de wereld recht
We vliegen het spel van het moeten
We spelen de vlucht van wie vecht

Zonder ons zou de zwaartekracht winnen
We leven op tenen, voelen muziek
We ontstijgen onszelf diep vanbinnen
met drie kwart genade, een vierde techniek


Hans Koonings

El-Fajoem

De godin van het leven, van vroeger en later
In één hand de zon, in de andere het water

De rivier heet hier “alles”, omdat ze droog is en nat
Omdat ze nergens vandaan komt en alles omvat

De woestijn is een monster, een knarsende deur
Een zee vol met zand, een plek zonder geur

God straft de koning, de koning die zei:
“Ik maakte de Nijl, de Nijl is van mij”

Kris De Lameillieure

Voorbereiding

Wij zijn niet bang voor wind die breekt, kilte aan de einder.
Voor de lijster op haar twijg en wat zal komen in november.

Onze luiken zijn verstaard. Door het dak sluipen geluiden
als muizenissen, nestelen in glaswol binnenin het hoofd.

Op de lippen gezichten in vellen gebeiteld, tussen de tanden
rubberwoorden. We malen over koppigheid en hinkelblokken.

Straks leggen we ons naast niemand neer, trekken achteloos
de sloop over het gezicht. Zelfs voor onszelf zijn wij niet bang.


Mees van der Made

Van Lennepkade

hier ligt een liniaal strak
langs de wirwar van de dag
een stad aan onze voeten

de stoep de straat het zachte
stromen strijkt ons uitzicht glad
vertraagt de roze uren

het water zet de muren
schrap en trekt een reddingslijn
naar ieder open raam

effent onze rimpels
glinstert alle dagen recht


Anke Cuijpers

Drie vissen kotsen hun dag uit

een man roeit in een kamer
zet zich zo af tegen het verglijden van de tijd
elk etmaal klotst tegen de ijzeren randen
waar blijft het water dat plaatsmaakt voor zijn boot

de schaduw van een vogel vliegt naar binnen
een plant drukt zijn bladeren tegen het raam
driedubbele beglazing en nog steeds het verlangen
naar water uit wolken en de stralende zon,
planten zijn fotoautotroof

de drie goudvissen hebben de grens bereikt
spartelen op de rand van hun water, elke dag
klopt een mens op hun glaswanden, een tikkie
met een knokkel is voer, net geen barst.

 

Lotte Van Gorp

RETRO


Als je de titel niet meer weet
Van het liedje dat ik zong
Maak je maar geen zorgen
'k leg hem zachtjes op het puntje van je tong

Als mijn gezicht werd uitgescheurd
Uit het album van de jaren
Neem ik je mee naar de tijd
Dat we nog geen vreemden waren

Als mijn naam je weer ontglipt
Fluister ik die in je oor
En als het heden je verwart
Lees ik het verleden aan je voor