Het gezeefde gedicht | Het Gezeefde Gedicht


OKTOBER 2023

Abel Dossche
Nobert De Meyer
Bert Struyvé
Annika Cannaerts
Helena Schepens
Frank Maet
Nils HM Geylen
Wynold Verweij

Abel Dossche

Eerherstel

We trappen een nieuw seizoen op gang.

Het klimaat is zoals we beloofden voor elkaar te zijn: mild.
De geografie tovert en haalt met haar golfslag de cut.
Ouderdom selecteert eclectisch uit jongere jaren.

We versmelten weer. Worden buigzamer. Krijgen een andere kleur.

Verliezen onze voorwaarden tot slechts twee:
jij als rechterhand beslist wanneer in het belang van het onderzoek geen wordt verricht,
ik als jouw linker zweer bij hoog en laag dat geen landschap zich nog op de vlakte houdt.

Wat hier enkel de ronde doet is de krachttoer van de liefde.

Haar mogelijkheid onze uitreputatie te genezen

***

Ingang

Zoek naar dichtgezochte vragen – hoe je je zus voorbereidt op zomers
niet uitgaan, je vader het winkelen ontzegt waar voedselveiligheid uit de rekken

wordt gehaald, je vriendin beweegt tot zichzelf onverwacht overstijgen na
enkele wijze woorden, wat heilzame hulp – telkens opnieuw een ingangsexamen.

Zoek tot ook je lichaam antwoord vraagt en blaas de beklemming almaar weg
de donkere kant van een zeepbel die na jaren van groei tot onze verbazing niet zou barsten

maar immer glanzend bestendigd lag in de armoede van je bezitloze handen –
dit oppervlak waarbinnen het lijden begon: de stilte die verloor wat zij alleen verliezen kon.


Nobert De Meyer

ooit

was ik op deze grond geboren
waarop ik hoste als kind
en tergend traag jarig werd

waar is die geur van de lucht
de zachtheid van het licht
vroeg ik mijn bedaarde moeder

die rook naar aarde
vers brood en waspoeder
zelfs vrede kon ik ruiken

ze zei de planeet is nog dezelfde
maar de bewoners waren te gulzig
ze hebben zich vergist

verdwaald in een kwade wereld
wil ik terug je taal geluidloos als foto’s


Bert Struyvé

Schuilen

een stemmetje in jouw dromeland liet iets
ver weg knerpen, het klonk of de wind opstak
in het schijnsel

van een bevroren zonsopgang
toch was het een zomeravond tegen middernacht
toen de bejaarde buurman

met de draaiantenne van zijn transistor de hemel aftastte
om meer op te vangen
van onheilspellende woorden

was het jouw slaapdronken-zijn of sprak de nieuwslezer
gehaast over door iedereen diep weggestopte feiten

omdat het toch nooit meer zou gebeuren, maar
het abrupt onderbreken, zo niet voorgoed stoppen, van
ABBA’s Waterloo vergde slechts luttele seconden

niet vreemd dat je hersenen mee gingen kraken
alsof je gedachten al in de kelder waren
of bovenaan de roltrap naar een metrogang

***

Vraag mij niet waarom

gaan we samen tegels lichten
bij elkaar vegen
als losgeraakte bladzijden
van het boek dat uit is

gaan we daarna de ondergrond luchten
zullen we trouwens ook het betonnen pad
naar de droge rivier openbreken
waar nu een roeiboot zonder riemen scheef ligt

de overkant is nog steeds bereikbaar en toch
verdient alles een opgelapte kans, vind ik
maar wat was de stilzwijgende afspraak ook al weer:

zonnebloemen zaaien op een geblakerd veld
toedekken wat uitgemergeld is?

het is al twee decennia winter, behalve
waar het winter hoort te zijn
door ontsnapte overdruk in ons versleten ventiel

vraag mij niet waarom


Annika Cannaerts

Mijn klas


Dwarrelende meisjes in zonlicht
vallen elkaar in de armen

bewonderen elkaars haren en kleuren
giechelen ‘O my god’

zingen luidkeels mee met een youtubefilmpje
als één vrolijk nieuw tussenwezen

klateren en bloeden helder
de jongens fragiel, verward

ik ruik body mist, zoete deo en lipgloss
ik ruik mensenvlees, gromt de reus

als een zachte krijger sta ik vooraan
met grote ogen kijken ze naar mijn woorden

doen wat ik vraag zelfs een gedicht
ze glimlachen altijd terug

straks zullen ze dromerig worden en stil
kinderogen krijgen


©Karina Brys

Buiten zinnen

’s Nachts kauwen hun kaken op gruis van vuurstenen
met trillende halskwabben wapperen ze
hun woede aan over onrecht
aangedaan, zij die recht hadden op

de brandbare woorden kieperen ze in het vuur
ze poken en dansen als stiermensen met horens

      tussen de sintels van hun haat zoek ik
      naar een woord dat niet kaatst of spuwt
      een woord als edelhert

nadampend stappen ze over verbrande aarde
op de stok in hun hand kerven ze scores
van schuldigen, woorden knallen als een zweep
alleen de losse tong is geen vijand

      in de leemte tussen de lijken zoek ik
      naar een woord rond en zuiver
      als een duivenei

      al wat ik vind is een kind
      met gebalde vuisten


©Karina Brys

Helena Schepens

Ik heb het voorrecht niet om je te missen
maar ben goed in verlangen naar
wat zich ver van mij bevindt. 

Ik bewoon je
geef de deur een handdruk
huis in je geur die me past als een jas.

Ik vind je af en toe
in de kantlijn van een boek
daar ontvouwt zich de omtrek van je binnenland.            

Ik ben een pitbull (zij het een zachte)
loslaten is niet mijn sterkste kant.
Zolang ik help tegen inbrekers is het goed.

***

Vergleden tijd

Ze werd ingehaald nog voor ze goed en wel vertrokken was
de afdruk van haar voeten in het gras
als was gisteren de dag die nog aanbreken zou.

Dit moment is vluchtig en voor altijd:
de lindeboom staat zwaarbewolkt
ze plukt lelies op de rotonde.

Ze harnast haar wonden
veegt haar voeten aan een thuiskomst
de nacht herkent haar niet.

Laat haar slapen
netjes opgevouwen in een la
genesteld in de geur van lang geleden.    

 

Frank Maet

Een wulp, een chinese vaas
en een uil ontmoeten elkaar
op de vensterbank van mijn jeugd.
Ze zijn beelden geworden.

De strijd in Normandië
is nog dichtbij. Ik kruip tegen
de zetel en trek aan jouw onderkinnevel.
Gordijnen wiegen vreedzaam.

Er speelt drama
op tv, terwijl je op blote voeten rondloopt
en de gezinsleer uitdraagt.
Jezus was een jood.

We spreken ons vrij.
Ik praat over overspel, jij over het kind
dat er niet meer is.
Elvis Presley houdt het samen.

Wanneer het niet meer gaat
kom ik naar jou.
Ik noteer reële getallen in stijgende lijn.
Een reeks die nimmer af raakt.

Er kan veel van mij worden
gezegd. Hetzelfde geldt voor de doden.
Wat voorbij is voeren we hernieuwd op.
Ik krijg de teddybeer die ik wens.

Ik ga op reis,
onverwacht vertrek je ook.
Verschillende feesten omringen ons.
Jij hebt voor mij de weg gebaand.


Nils HM Geylen

Libatie

Er staat iets haaks
op de dag vandaag, klem

die de bloedtoevoer
afsnijdt net op de plek

waar ik echo's waarnam
van toen je laatst nog

hier was. We deden alsof
het hoogteverschil geen

belang had en keerden
onze handen om, sloegen

troef op de meter tussen
onze voeten, een goud-

ader voor het rapen. Later
een petit eau-de-vie als

plengoffer want het kleven
van de dagen bond ons

onvoldoende. Er kwam
haast geen einde aan

de stilstand. Behalve in
je brieven. Transparanten

van rijstpapier vol
stoornis, gloed.

***

Tot stof

Zullen wij de bomen hun recht
laten? Dat ze naar believen
hun grenzen aanmerken, dat wij

ons richten tot het vlak, het lage
land. Hier blijft het wereldse
niet meer bewaard. We sparen nog

slechts de aarde op, verzamelen
ze voor het nageslacht. Nu
het hoofd gebogen, een zinkgat

delvend tot de ondergrond, vatten
wij aan. Zullen wij de diepte
mager ruimen? Als knieval voor straks

de kleinbehuisde tijd. Och, dit spreekt
toch tot u? De laatste hymne
sedimenteert u vol geloof. Het loof

wortelt immers ook in knekelhof
en bouwput. Aldus spaden wij
ons beschermd, vergaren stof tot

bedevaart, een relikwie. Molsblind
pieren wij door oogglas, het licht
in de tunnel poken we droog. Boven

is geen dijkgraaf meer op overschot.
De veerman betalen we in verzuim.


Wynold Verweij

Het faillissement van de zwaartekracht lijkt onafwendbaar.
Doelmatigheid leert de voetballer de humor van inflatiecorrectie.
De baan van een vloeistof zegt meer
over de helling dan de helling zelf.
Maar niemand weet van wie de indraaiende bal komt
die de maan in een baan om de aarde brengt.

U begrijpt dat u meer tijd aan uw familie gaat besteden.
U begrijpt dat hoge bomen goed samengaan,
dat de wet van de zwaartekracht ook maar een wet is.

Gecorrigeerd voor inflatie trekt de Perzische fabelvogel
routineus zijn baantjes om de aarde.

Met de vloeistof van zijn lippen vertelt de hoboïst
het verhaal van de Perzische fabelvogel die ondanks
fraai indraaiende ballen een doordeweekse vogel wil zijn.