|
NOVEMBER 2024
|
Hans Van Miegelbeek
Ariane Vergult
Cindy Van de Velde
Rob van Gennep
Mijt van Muiden
Bert Struyvé
Ruben Dekeyzer
Betty van Rijk
Martin Potgieter
André Sorton
Peter Vermaat
Lena P.R. Faict
|
Hans Van Miegelbeek
De olijftak brandt
in deze nacht gaat het kind slapen
ze vindt warmte aan de rand van een verse krater
houdt een pop zonder hoofd in haar armen
is daar een kind? maakt het wat uit?
een tank vergist zich nooit
een rupsband walst over alle twijfels heen
in de krater rolt haar pop
een open graf voor haar droom
wie schreeuwt krijgt staal tussen de tanden |
Ariane Vergult
ze zegt: je naam kan ik niet onthouden
en ik zeg: anaclara is een mooie naam
die past bij de mijne en dat is genoeg
breek je hoofd niet over hoe je me aanspreekt
jij hebt de helderste klinkkerrij van ons twee
en een vranke open oogopslag
ik zag je biografie meteen
je huid is ook bijna transparant
van een soort gekmakend wit
dat beenderen weerkaatst
omdat het de zon, noch het schuren van zeezand kent
misschien zijn we samen een ingekorte film, anaclara
en ontwaak je straks heel ver van ons
met mijn volle naam op je lippen
***
soms staat ze ‘s nachts op,
kijkt naar de vreemde man met zijn bek
van apneu in het bed,
doet een schietgebed,
stamelt een excuus
voor haar guerrilla
wringt haar trouwring over zijn wijsvinger
spint hem twee keer altaarvast aan hun oude god
kromt haar tien naakte vingers dartel rond zijn strot
aait gedachteloos over de wijnvlek
op zijn hoofd
kijkt secuur de leif*-papieren na
begeert de stonde dat hij als een uitgetelde hond
frigokoud en bleek van deemoed voor haar liggen zal
pompt gedecideerd stoten morfine
onder zijn scherp sleutelbeen
dekt hem teder toe
met hun oudste huwelijkscadau,
de zachte sole mio,
als ware hij haar enig kind
dat zij verloor omdat hij,
de indolent,
de hulpdiensten niet bijtijds had gebeld
* leif: levenseinde informatieforum |
Cindy Van de Velde
Doodgewoon
Ik kan haar al een tijd ruiken
Af en toe steekt ze onder stoelen of banken
Ze betreedt kamers zonder kloppen,
houdt bij zijn hoofdeinde de wacht
Zij wakkert hem aan en tussen
mijn blanke lakens en zijn kussen
raad ik haar naam al op de bel
Dan schudt hij haar doodgewoon uit zijn mouw
Ze slaat neer als condens
in het huis dat we al jaren niet luchten
Doodgewoon neem ik de eindmeterstand op,
llaat alles bezemschoon na
|
Rob van Gennep
Vlinder
ze lijkt ranker in haar nieuwe kleren
de wereld draagt haar steeds lichter
waardoor het lijkt of zwaartekracht voor even slaapt
geen erg heeft in haar snel verliefd
je weet het en bent toch verrast
elk vertrek voelt als een eerste keer
je droomt onrustig
schrikt wakker van een vroege haan
hoort haar als ze binnen fladdert door het open raam
***
En toch
omdat je mij de maan verwijt
en ik jou de vroege zon
omdat de zee aan onze voeten trekt op een wankele dag
omdat vlaggen slap langs palen hangen en mijn brommend oor naar storm verlangt
en toch
omdat je mij weer opraapt als ik struikel
over denken of ik dacht
omdat wij verhalen kennen die niemand kent
omdat jij en ik
soms jij
soms ik
soms wij
|
Mijt van Muiden
Zachte bolletjes
veroordeeld tot de zuidplaspolder
verlang ik naar het heuvelland
naar rondingen van plooibaar vet
en zwellingen van melk
naar duinenrijen stapelwolken
boerenbulten op het veld
naar kuiltjeswangen tafelbergen alpenweiden
bovenarmen
mollig vlees in glooiend zand
hellend vlak vermeende diepte opblaasbeesten
volle maan -
de kussentjes op moeders hand |
Bert Struyvé
Schuttersputje
laten we vaststellen dat het geduld van geduld op is
zichzelf probeert in te graven, duikt in totale feitenvrijheid
naar een diepte waar zelfs elke slagregen in verzandt
steek je wijsvinger als thermometer in deze bodemloze put
en je meet de gevoelstemperatuur
laten we vaststellen dat de hemel daarmee vervelend ver
van de aarde verwijderd ligt, een gebied
waar de scharrelmens, de hobbydenker vervliegt
of in het beste geval op doorreis is gestrand
reden om alle vragen die onder ons leven
de ruimte te geven uitsluitend zichzelf te beantwoorden
dan tellen de op hol geslagen windvanen niet, dan wijzen ze
niet naar het pompend hart van klapwiekende molens
zoet en zuur gaan prima samen voor een goede smaak
hoewel ook dat onverklaarbaar klinkt zonder een hapje spijt |
Ruben Dekeyzer
VOLT
De elektriciteitskabels hangen evenwijdig,
van paal tot paal en raken elkaar niet.
Ze golven naar de verte
waar ze hun verdwijnpunt vinden.
Een schilder
kijkt en strijkt elk verdwijnpunt
in rechte lijnen naar
de illusie van drie dimensies.
Wij
wandelen twee gelukkige relaties
in eenzelfde vlak:
meervoudig perfectief.
Bij mist knetteren kleine vonken tussen de kabels.
|
Betty van Rijk
baksteenland
stap uit de groef, verlaat de kanalen
teken rivieren met uiterwaarden
teken een jas en wandel
wandel de jaren tot lantaarnpalen lengen
knotwilgen groeien, tot voeten niet
meer passen in veterschoenen
stap blootsvoets door het moeras, trotseer
de kolk tot de bodem, zoek versleten
silhouetten met hun onwrikbare teksten
zeem daar je ogen, verwijder de kaakklem
schaaf de top van je tenen, stevig je
kinderknikbenen
***
vermoeden
er was iets in haar ogen, in hoe ze beet
in harde appels, elk glas gulzig
tot de bodem
hoe ze plooien streek tot alles kromp
vraagtekens kerfde op ledematen
er was een brief, handgeschreven
daar hechtte ze aan
wij kauwden letters tot taal
***
nachtlus
daar sta je nat tot je liezen
mijn held zonder sokkel
woorden zijn op
na zoveel november
dagen vol oorlog
met zwartgalgezichten
ontklede bomen, het water
zichtbaar in je ogen
deze ontijd gaan wij doorstaan
binnenstebuiten, ik verf vast
narcissen op de ruiten
|
Martin Potgieter
Nog een Daidalos beschaamd
Hij heeft mij nooit de knepen van een vak geleerd,
me uitgelegd waaraan de wereld waarde hecht
of me gewezen op wat goed is en verkeerd.
Hij wijst slechts naar de zon en wie geen vleugels vlecht
uit angst voor niets dan lucht, behoefte aan houvast
of ongegrond ontzag voor wat een ander zegt.
Hij wijst naar wie de hoogte mijdt en overklast
wordt door de offervaardige, die lichtend zweeft
en dan vergeefs en spartelend naar redding tast.
Hij zaait de twijfel aan wie zegeviert, herleeft
de glorie in verloren strijd en prijst geloof
alleen bij wie om god, gebod noch zonde geeft.
Ik oogstte ieder oordeel, maar ik bond geen schoof
die vrij van dwaalkruid bleek. Is dat waarom ik wat
des mensen is steeds van betekenis beroof?
Volg ik daarom mijn leven lang ditzelfde pad
van weinig weerstand, waar hij met zijn weggewijs
en wijze haat me van verjagen willen had?
Hoeveel zag ik niet binnen het bereik van zeis
en spade, dat ik, als de aarde was gekeerd,
niet meer begeerde dan haar vruchten tot mijn spijs?
Nu zijn mijn handen als het grijze hout verweerd
door kleine lasten die ik nooit heb afgelegd
voor al het grote dat ik nimmer heb geëerd.
Hoogzomer als prelude
|
André Sorton
Sneeuw verkort de tijd
Sneeuwval verkort dagen
verkleint tijd
trekt uren naar zich toe
Licht wordt schaars en lauw
Schemer maakt tastbaar
Verte wordt vloeibare zachtheid
De cadans van vallende sneeuw
ontregelt mijn hartslag
In ieder uur ontbreken minuten
ze verdwijnen onder poederdons
glinsteren als pareldrift
ik duizel van het wit geruisel.
Mijn oren groeien dicht
Vallende sneeuw versnippert mijn zicht
Onbewust adem ik trager en trager
Ik suizel
|
Peter Vermaat
Vreemde
Er is een vreemde met je beeld verbonden,
verzameling van uiterlijk en schriftelijk bewijs
van wie je was, maar nooit en nergens vastgelegd.
Wat overblijft van wie er over je vertellen,
eerlijk verslag en vaag gerucht, vergaat
het al niet beter dan door tijd vergeelde boeken
die na de laatste herschikking verloren gaan.
Toch kruipt je naam een schildpad op de rug,
blijkt onweerhoudbaar in de wilsbesluiten
van de getuigen die je bent verschenen
in schemering van een voltooid gesprek.
Ergens ter wereld moet het samenkomen:
de ogen die je vinden in de menigte,
de stem die je doet omzien naar je zoon.
***
God
Ben je nu dichtbij God? Ik zie het niet
en evenmin waar je hem hebt ontmoet:
de overbuurman, wiens gebod je vreesde,
het meisje dat je bij je huiswerk hielp,
de verre neef die van zijn reizen kwam vertellen.
God licht je beentje als je voor hem danst,
hij pakt je hand wanneer je voor hem valt.
Praat hem niet na zonder die woorden eerst
gewarmd te hebben in je vlees en bloed,
zodat ze aan jouw tongval weer herkenbaar zijn.
Je rechter hand weegt ook vandaag het zwaarst
en meezingen doe je al lang niet meer.
Je hoofd wiegt zachtjes heen en weer. Of is het nee.
|
Lena P.R. Faict
Ga alsjeblieft dood Anna
Leg jezelf neer en laat mijn haren los
Want zolang jij hier bent
Ben ik hier niet
Zolang jij ademt door mijn neus
Zolang jouw klauwen in mijn mond liggen
Blijf ik op pauze
Bijt ik op sluimerstand
Gemutileerde vingers op wikipedia
De hyena’s vormen een cirkel rond mijn strot
Ga alsjeblieft dood Anna
Laat mijn borstbeen los en mijn tanden vrij
Want zolang jij hier bent
Ben ik hier niet
De cijfers dansen per vier in mijn hoofd
Mijn tenen krijgen hoedjes zodat ik kan blijven lopen
Elk dagdeel neem ik me voor dat ik afscheid neem van jou
Elke dag hoop ik dat jouw valies klaarstaat
Na een laatste streling
Jouw tong sluipt in mijn mond
Ze is zwaar en drukt mijn tong plat
Jouw lippen bedekken de mijne
Terwijl we vrijen denk ik aan straten met winkels
Je danst jezelf binnenin mij
Je kent jouw weg weer terug naar buiten
Met ogen dicht sluit je de mijne
En ik keer niet meer terug. |