Peter Vermaat
Zondag
Vandaag staat elke dood gewaande taak
weer op: de vaat, de tafel en de wandeling
bij weer en wind met ieders kind - de hond.
Ik spoel het braaksel van de vriendenkring
weg met de eerste koffie van de dag,
doe boete met handdoek en afwaskwast
en leg de eerste eisen aan mijn vader voor.
De orde van de kerkbank: links, rechts, middenin,
nooit ver genoeg verwijderd van het volk
dat zingt en zucht en zweemt naar pepermunt,
de klamme warmte van de stal verspreidt.
Hij geeuwt en leest een boek. De klok
loopt met een wandelstok de uren af.
Achter de einder stort de tempel in.
***
Roerloos
Verstoppertje, of diefje-met-verlos:
ik ben te klein om het verschil te kennen
en dool nu doelloos tussen grauwe dennen,
zoekend naar uitweg uit dit vreemde bos.
Ze joelen in de verte - iemand lijkt gevonden.
Er nadert iets wat ik ontkomen moet,
dus blijf ik uren roerloos in de ondergroei
en word pas wakker onder klamme dekens.
De man die zegt mijn oom te zijn, mijn vader lijkt,
roept naar voorbijgangers in vreemde woorden.
Ze dragen groene tassen en geweren.
We zijn in Ruurlo en er is een beest gezien
fluisteren neven die al fietsen kunnen.
Ze zeggen dat ik ziek ben, nu echt rusten moet. |