Het gezeefde gedicht | Het Gezeefde Gedicht


MAART 2025

Ariane Vergult
Martin Potgieter
Maria Ros
Annika Cannaerts
Joost van Gijzen
Rob van Gennep
Peter Vermaat
Minne Ponsen
Barbara De Munnynck
A.E. Westerling
Isabelle Vloeberghs
Tamara de Rijk

Ariane Vergult

neem me niet kwalijk dat ik je zo vaak herschetste
dat ik je prima materia niet in mijn eigenzinnige vorm geprangd kreeg
dat ik je aandikte door je met andere vrouwen te vermengen
dat ik je kneedde tot je paste in mijn doordeweeks kroegverhaal

je werd alsmaar dunner, puntiger met de jaren
en de ochtend toen je ziel zo elegant uit je lijf gleed
en ik je voor het eerst streelde
kreeg ik adem nadat jij stopte

licht en verstaanbaar in je alleszeggend zwijgen,
je dood ,een snelkoppeling naar opheldering,
je menswording,
moeder


Martin Potgieter

Aanbod

Kom hier, dat ik je naast de ketel zet.
In deze keuken maalt de kat voor twee
haar molentje en drinkt de buurvrouw mee,
maar wie heeft ooit een roddel iets belet?

Ik onderneem een poging tot diner,
maar ken geen man die meer dan omelet
bereiden kan en haat ontbijt op bed,
dus wil je 's morgens nors bij groene thee.
Dat zijn geen stenen tafelen. Ik schik
me al te graag. Hoe ongeschikter ik

het vraag, hoe discutabeler het is.
Maar deel de tafel met me tot we leren
hoe zij het kind verstopt, het weer doet keren
en leeft in een gezinsgeschiedenis.

***

Bekend scenario

Niet drinken tot je op je oren loopt.
Niet na wat je wou zeggen blijven brallen.
Niet verdergaan totdat je openknoopt.
Niet struikelen en in een ander vallen.

Verwijzen naar je jas daar in de hal. Een
gemeende groet en dat je vurig hoopt
op meer en zo je kansen niet vergallen.
Soit, weten: je betaalt voor wat je koopt.

Daarna naar huis en scoren in gedachten
en iets bewaren van wat je ervoer
als vonk voor wat nog komen moet, maar stoer
beweren dat je hierop zat te wachten.
En had ik je, wat had ik daar dan aan?
Ik kwam en zag je en ik liet je gaan.

 

Maria Ros

in niets

ze strijkt keer op keer
over de stoelleuning
poetst weg
wat wij niet zien

wrijft over voorhoofd
langs ogen
strekt rimpelhand
grijpt in niets

haar haren ruiken naar
moeras
alsof ze wegzonk
in trilgras

de mond opent en sluit
als een vissenbek
onderwatertaal
die wij niet verstaan

Annika Cannaerts

Woning in mede-eigendom

Van een bevriende boktor hoorde ik over deze vrouw
die wil verhuizen, de belofte van rottend vruchtvlees

mijn pincetachtig achterlijf groef zich een weg
door haar trommelvlies heen – yes, eitjes leggen
in haar gehavende hoofd

met een mengsel van hazenurine en gemalen oorwurmen
plamuurt ze haar gerafelde hersenen effen
ruimt al het bedervend materiaal op om me te ontmoedigen

je leeft van dode dingen maar ik maak alles nieuw, zegt ze
en ze legt een vingertop in het exacte midden van een snaar
haar trilslag reist in toonhoogtes door het binnenoor

mijn sprieten vangen klanken, mijn kaken vergeten te malen
en ook de houtwormen stoppen met knagen

we komen met zijn allen luisteren
naar Bach uit het binnenste van het hout

mijn tangvormige aanhangsel hangt vreemd en zwaar
ik spreek het sussend toe: het is maar een streepje
artistieke expressie, meer niet

Joost van Gijzen

Het is aandoenlijk: Stayin’ Alive
blijven masseren, maar de net
gearriveerde ambulancebroeder
surft al naar het donorregistratieoverzicht.
Weer een Tommy Cooper –
dit doek gaat niet meer op.

Wanneer we kiezen mochten:
doe mij cinematografisch avondrood,
terras van villa, Italiaanse heuvels,
sigaret. Langzaam over de longen,
en de dood geduldig wachtend,
waarna hij mijn as uitstrooit
over de stenen asbak van het
middeleeuwse kerkhof in het dorp.

Maar ondertussen heb ik geen
notaris onder de sneltoets, durf
het zwart niet op het wit te zetten.
Ach, we ziet het dan wel – alsof
je weet wanneer dat is.

Terwijl ik, realistischer, op zomaar
een dinsdag zomaar ergens loop,
of sta, of zit, en reageren zal
zoals het domme blondje dat verrast
haar gsm opneemt: hoe wist je
waar ik was?

***

ET IN ARCADIA EGO


Hoe houd je de dood uit de gedichten
die ook je kinderen zullen lezen?
Je mag geen schedels laten slingeren,
niet nonchalant een zandloper omdraaien

of een zeis wegzetten in het schuurtje naast
de hark en bezem. Veeg de slakken, kevers uit
de bloemenschaal, schenk de glazen vol en
steek de kaarsen aan, vermijd discussies

over zomer- terug naar wintertijd.
Je kunt over het zonlicht schrijven, of hun moeder,
of een mand met puppy’s, maar pas op
want een enkel stuk rot fruit in het decor

van woorden, een simpele zeepbel zwevend
door de achtergrond van strofes kan fataal zijn.
Zoals stillevens met geopende brieven altijd
meer afwezigheid oproepen dan de afbeelding

van alleen een lege kamer.

Rob van Gennep

Lokvogel

ik vermom de dag als leslokaal
wil tekorten aanvullen
de balans behandelen
er een streep onder zetten

spelen met de zwaartekracht
het evenwicht bewaren
samen het journaal bespreken
of alles wel klopt

vanmiddag neem ik de blokfluit mee
en gaan we naar buiten
steeds iets verder
om de bocht

kijken
of alles wel glad loopt
ontdekken
dat wat je niet ziet er wel kan zijn

Peter Vermaat

Steen

Er is een vogel uit je hoofd gevlogen
die wartaal kwettert op een dode tak,
kraait van plezier over de open ramen.

Vliegen leert hij je niet, je pogingen
een vlerk te worden lokken spotlust uit
en schadelijk gelach boven de velden.

Hij maakt een mombakkes van heden,
van morgen een gerafelde verkleedpartij,
volgende maand hangt hij je aan je armen
als uithangbord boven de voordeur op.

Je tegenspraak fladdert hij wuivend weg,
voordat hij je zijn kooi in lokt, de muur
van tralies om je knarsetandt, de sleutel
onbegrijpbaar gorgelt in je strot.

Dan zingt hij zich in slaap en wordt van steen.

 

***

 

Glas

Ik zie je door de ramen van het laatste jaar
dat je geboortedag nog met je leeftijd samenviel,
de handen die je schudde nog geen schuwheid kenden.

Het glas vertroebelt nu je boekenkast sindsdien
onaangeroerd blijkt. Rijen ongebroken ruggen
hebben zich zonder aanval zacht teweergesteld.
Hun schutblad werd een niet te nemen hindernis.

Je vingers zijn al koud en bladermoe, het licht
te mager voor gebarentaal. Wie woorden schrijft
kan ogenblikkelijk de dode letters oprapen.
De namen zijn voorgoed vergeefs vermeld.

Vensters op het verleden kaatsen mijn gezicht
genadeloos de weerschijn uit. Ik kan mijzelf niet zien,
ontwaar jou steeds meer in mijn spiegelbeeld.

Minne Ponsen

Schaamtelijk
naar mijn schaamstreek
reed ik over die gedachten heen.

Een skinny jeans zonder taille, knellend, knelde
een skinny jeans, Rihanna, zoals mijn helden.

Verscheen ik om de hoek als een monster – in de reflectie –
met vet, pus en bloed.
Bruin rode vlekjes op mijn ondergoed.
Af en toe af en toe af en toe waagde ik mij tot bezinnen zoals rechte tanden na een beugel.
Was ik maar recht recht recht zoals rechte tanden na een beugel.

Alles is kaal geplukt.
Als de regels gebroken lag het gebroken op de groene bank.
Koud en nat; klei.
Ik door het doucheputje weggespoeld met shampoo en zeep, mijn bubbels als tranen uit de douchekop.
Mijn moeder moest naar het werk. Gaf ik toe dat ik een crimineel was. Geroofd door mijzelf.
In mijn bos geen bomen, in mijn dromen een tijdmachine.
Terug naar vijf minuten voor.

Barbara De Munnynck

Gedachten op Golgotha

Het is niet volbracht
besef ik intussen
maar het is wel voorbij
of loopt ten einde

Mijn woorden
ooit in steen gebeiteld
lekten weg als waterverf
Hoe is dat gebeurd?

Steeds vaker haal ik de
spijkers uit mijn palmen
wip even van het kruis
en loop joelend bergaf

Voorlopig keer ik altijd terug
maar op lange termijn wil ik
niets meer beloven

Ik ben de dief in het midden
met jeukende vingers
‘s Nachts denk ik:
spons erover, boeken toe

Toch zit iets me dwars
ik blijf eraan hangen

Het is niet volbracht
dat besef, dat gevoel

***

Vloek

Vroeger kreeg de vrouw die de vloek uitsprak
tenminste geen uitnodiging voor het feest
vandaag zit haar wachtkamer vol meisjes
ze worden zestien en ze willen geprikt

Argeloze Aurora’s stellen hun hoop
op sneeuwwitte jassen
die als boze Picasso’s
morrelen aan neuzen en ogen
het resultaat oogt gekunsteld, ruikt verdacht
naar verfrisser met rozenextract

Het spinnenwiel maakte plaats voor
behandelingstafels
die routineus rond navels draaien
Zonder aarzelen spelen schoonheden roulette
rood wint weinig
zwart verliest alles

In het beste geval bloeien
lippen, borsten en billen
goedaardig op als een roos in de knop
Voor hetzelfde geld
slibben aders dicht, sterft vlees en
slaapt de hoop voortaan
op braambeskleurige lippen

In oude sprookjes
tikt een mechaniek
van herhaling, je snijdt
de spiegel niet zonder straf
uit hun hart

Wie is de mooiste van het land?
... de mooiste van het land?
... de mooiste?

Wie breekt de spiegel en opent het raam?

A.E. Westerling

De koning zonder naam

De koning zonder naam zat op zijn troon.
Zijn minister zei: U hebt een probleem.

Een geest hoorde van dit probleem
en sloop ’s avonds de kamer van de koning binnen
met een zak vol namen.

De koning probeerde een naam. De naam paste goed.
En de koning viel in een diepe slaap en droomde
van alle dingen die hij met zijn naam zou doen.

Die nacht kroop de naam uit de mond van de koning
en verdween.

De volgende ochtend zat Zijne Majesteit weer op zijn troon.
Zijn minister zei: U hebt een probleem.

Isabelle Vloeberghs

Parkinson

zonder hals schuift mijn vader
langs de eenden in het park
hij staart hen naar een andere planeet
en deelt geen kruimels meer

dit jaar kwam de winter
wonen in zijn mantel
zijn rug verstijfde en er ontsnappen
zwarte wolkjes aan zijn mond

ik had twee armen, zegt hij
dubbel grip op de dingen
ik hield ze stevig vast en kijk
nu trillen ze uit elkaar

zijn lichaam wordt niet meer geroerd
het ijs lijkt niet te smelten
maar soms lacht hij met me, bijna onmerkbaar
de vier seizoenen breed

Tamara de Rijk

Vertraging

Een winter om je in thuis te voelen
om met een koffie-to-go op een vol perron, Home again
te luisteren en naar je toe te komen.

De ochtend rookt sigaren.
In lange stromen licht
blijven gesprekken hangen
als vreemden met een bekend gezicht.

Dan slijpt het fluitje begin
en eind van dit ogenblik. Doorzichtig is de tijd
die vergeten wordt en zich, voor de trein gaat,
nog even laat doorschijnen.