Dieter De Wilde
Steden van geluk
Ik woont in alledaagsheid.
Ik reflecteert, zuigt longen vol
van snel voorbijdrijvende wolken.
Ik spiegelt de ander
in aangespoeld drijfhout
op de trottoirs van Stad.
Ik schuilt in de regen,
danst in een uitdijend hoekje –
compromisloos.
Ik komt tot leven
in een blik
gevangen door cameraogen
ter hoogte van de duiven.
Ik drijft in zeepbellen
door Stad
verbeeld door de ander
doorprikt door de ander.
Ik blinkt in spijkers
kromgetrokken
door werkvrouwen
en mannen uit oude huizen.
Ik verkruimelt tot
kortstondig geluk
in snavels van duiven.
Ik bouwt goudgerande
altaren uit berk, balsa,
kroonkurken, lucifers, botervlootjes
en ventilatorwieken.
Ik inkt de voeten
van voorbijgangers,
doopt kinderen als
veerpennen in voorouderlijke poelen.
Ik schommelt van de ander
naar het zelf aan
gerafeld engelenhaar.
Ik stemt de doden af
op de levenden,
bloesemt buiten Stad
een nageslacht.
|