Antony Samson
Tram 15
I.
Terwijl ik de tijd dood
zijn haar vingers hem te snel af.
Lange nagels kleuren bloed en zwart
naargelang de lichtinval.
Slaafs volgen duimen gedachten
die staan te drummen in volzinnen
om in letters en woordsuggesties
te verschijnen op haar scherm.
De tram kreunt onder het gewicht
van alle vermoedens aan boord:
wat zet haar taal in gang?
We duiken ondergronds.
Haar lippen keren inwaarts,
haar hand gaat naar haar mond.
***
II.
Deze man is een stoel voor zijn rugzak.
De rug gebogen, zijn blik bevroren.
Heeft iemand hier vuur voor zijn ogen?
Op mij moet hij niet rekenen.
Zijn knieën kleven samen. Niemand wil
in stukken vallen op een tram
waar de ruimte ontbreekt
voor drama. In zijn mondhoek hangt
de bui die vanochtend werd voorspeld.
De rugzak staat bekend
voor levenslange garantie.
Die hem dragen moet staat op
kraken als het likje ijs op een plas.
Het meisje naast hem tekent
met haar vinger op het vensterglas.
Haar adem is haar palet,
zijn zucht blijft onbenut.
***
Filmscène
Het rolgordijn hangt halverwege als zware oogleden.
Achter het glasraam lachen jullie in kleermakerszit
op de mat die ons doen en laten al jaren verzamelt.
Dobbelogen rollen in een speldoos, kamerplanten kijken mee
over jullie schouders. In de auto met een hand om het stuur
geklemd, draai ik de volumeknop open voor meer drama.
Violen en gitaren zwellen aan met kindergebaren,
ze orkestreren de climax van een schemerlichtscène.
Herinner mij er morgen aan: binnen
wordt belicht wat gewenning verblindt. |