Christine Van den Hove
Wild
na het schot de blaffende honden
de oren bedekken het gillen
niet willen
de wonde dichten
het dier achterwaarts het bos
in sturen, de aarde
doen dichtkrabben, wormen
en kastanjes uitspuwen
de glanzende drol
naar de aars laten springen
het lijf laten krimpen, strepen
in de vacht trekken
het naar de moeder brengen
haar kut de frislingen
doen opslorpen
en verbieden dat ze
ooit geboren worden
***
Zoet
het voordeel van oud
en onzichtbaar
is dat ik ongemerkt
jouw bolwerk binnen kan
waar ik je kamers vind
erin kom zonder kloppen
je verrassen zal
zo snel ben ik met touw
peer in je muil
mes in je lever
de punt nog maar want
nu begint het pas
smeken helpt
niet ik stoot niet door
ik dood je niet
***
Vuile was
is het toevallig dat jij altijd binnenkomt
als ik aan tafel zit, het potlood scherp
het blad nog wit, dat je dan zegt
schrijf maar kind, dat kun jij goed
en dan een stoel neemt en
naast mij komt zitten
dat je dan in me praat en dingen vindt
die ik vergeten dacht
op tafel legt en zegt
dat wel, dat niet
dat wel, dat niet
dat
van die fles bevroren wijn die in mijn hand
ontplofte, een pan met bolognese op de vloer
het servies, waarvan het aantal stukken alsmaar
kleiner werd, de scherven, bergen scherven
dat je me op het terras in de buxus vond
of achter in de tuin bij de volière
-blauwe plekken, breuken, tranen-
dat ik altijd viel
en altijd weer genas
dat ik zo van de wereld was
dat mijn rok op mijn enkels gleed
en het bezoek deed of ze het niet merkten
die dingen, zeg jij, die zijn nooit gebeurd
|